Jan Smets en ik, wij waren collega’s, maar vrienden waren we bepaald niet. Tegenwoordig is een journalist die commercieel denkt helemaal niets bijzonders meer, maar in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen ik Jan Smets vaker tegenkwam op door reisorganisaties en autofabrikanten georganiseerde journalistentrips, was Jan als commercieel denker niet erg geliefd. Ik kon het niet helpen dat ik alle vormen van samenwerking tussen de commerciële en journalistieke afdelingen van de krant uit den boze vond. Dat kon toen nog, dat moest toen nog – maar ik ging intussen natuurlijk wel gewoon mee op genoemde tripjes.
De reden dat ik er nu over begin is het bericht dat Jan, even oud als ik, is overleden. Wat heet: hij is vermoord.
Ineens dringt gruwelijk nieuws helemaal tot je door. Je leest zo vaak in de krant dat deze of gene, iemand die je niet kent, is gedood door vreemden, door kennissen, door familieleden. Dat neem je voor kennisgeving aan. Je bent al behoorlijk meer onder de indruk als iemand in je kennissenkring overlijdt door een ziekte of een ongeval.
Maar als zo iemand vermoord blijkt te zijn, dat is geheel andere koek. Er was geen andere aanleiding om dood te gaan, hij had nog echt oud kunnen worden, misschien. Maar iemand heeft daar, letterlijk eigenhandig, een stokje voor gestoken.
En ook al waren Jan Smets en ik geen vrienden en had ik hem al meer dan dertig jaar niet gezien, het bericht slaat toch in als de spreekwoordelijke bom.
Op een van de trips die we maakten, in december 1972, schoot GPD-fotograaf Cees Zorn bijgaande foto. De Boeing 747 van de KLM waarmee we van Bangkok naar Amsterdam zouden vliegen was in de Thaise hoofdstad aangekomen met een defecte motor. Die moest vervangen worden en dat ging een aantal uren duren. Het was al ‘s avonds laat, we hadden een zeer vermoeiende reis van een dag of zes achter de rug die ons tweemaal naar Bangkok, tweemaal naar Singapore en eenmaal naar Jakarta had gebracht, en dus was slapen voor een aantal collega’s, onder wie Jan Smets en ik, wat we vooral wilden.
Jan Smets, vooraan op de foto, ging liggen op een zwart marmeren verhoging in de snikhete vertrekhal en was binnen enkele minuten buiten westen, ik lag min of meer lepeltje-lepeltje met hem – ik ben de baardman die net nog achter hem te zien is. Veel andere collega’s dronken trouwens gewoon onverstoorbaar bier.
Die foto van bijna veertig jaar oud heeft vandaag ineens een heel andere betekenis gekregen.
________