Ze was mijn zuster en ook een beetje mijn moeder, we waren heel lang vrienden, ze bracht me achterop de fiets naar school tot ik 14 was; daarna was ik nog een tijdlang haar chaperone – een vreemd koppel moeten we geweest zijn, zij 23, ik 15, zoals we daar aan de thee zaten in Café Normandie, waar een trio speelde en ik iedere keer aan de pianist moest gaan vragen of hij de intro van het Warsaw Concerto van Richard Addinsell wilde spelen.
Daarna had ik wat zij niet had, kinderen, een gelukkig huwelijk, algemene ontwikkeling, talenkennis waardoor ik, tot een maand voor haar dood, een goeroe voor haar was die je voor alles kon raadplegen en wiens raad je klakkeloos uitvoerde.
Ze was ook een vrouw zoals die Indiase middenstandsvrouwen: een scherp, maar beperkt verstand waarin verankerd een ultraconservatief wereldbeeld dat niet voor verandering vatbaar is, vooral bestaande uit nogal benepen fatsoensnormen en een grotendeels op fantasie berustende eigendunk.
Zij beschouwde zich dan ook als het hoofd van de clan, bij haar berustte het erfgoed, zowel materieel als immaterieel.
Toen ze achttien was, had ze korte tijd een vriend, een aardige jongen met wie iedereen het goed kon vinden. Hij heette John en hij had een clichématig gevoel voor romantiek. Hij wilde bijvoorbeeld zoenen op een bankje in het park – dat was in de jaren veertig van de vorige eeuw nog de norm. Zij vertelde dat thuis in geuren en kleuren, zoals ze ook brieven van vriendjes gierend van het lachen deelde met haar huisgenoten. John zag kennelijk veel in haar, want op een avond heeft hij haar een voorstel gedaan – mogelijk een huwelijksaanzoek.
‘John, ik vind je een aardige jongen, maar als ik trouw, trouw ik met een kerel,’ had ze gezegd en John had de boodschap begrepen en was afgedropen.
Een paar jaar later vond ze die echte kerel, die haar vervolgens leerde kennen als een jaloerse echtgenote – hij gaf daar ook wel aanleiding toe.
Ze had een zwierige levensstijl, was gek op luxe en vooral op feesten waarop ze galmend kon zingen. Ze was een joviale gastvrouw. Trots op het succes in het leven van haar zuster en haar broers, tot in het absurde begaan met de zorg voor onze ouders en toen vader was overleden voor onze moeder. De debiteuren van mijn vader vreesden haar voet tussen de deur, onze onderwijzers wisten hoe zij, ten bate van haar broers en zus, kon uitvaren.
Vandaag zou ze tachtig jaar zijn geworden, ware het niet dat ze precies vijfenhalf jaar geleden overleed. Waaraan – tja, wie zal het zeggen. Ze had aanleg voor bronchitis, ze had veel gerookt en ze was er vast van overtuigd dat ze onsterfelijk was. Daaraan misschien.
Vandaag op Youtube het Warsaw Concerto maar eens opzoeken.
Laatste reacties