Straks even over Harry Mulisch als schrijver, maar eerst even de positieve kanten van deze man, de Theo Hiddema van de literatuur. Want hij had onmiskenbaar stijl, hij was als Hiddema een onhollandse dandy. Je zag wel onmiddellijk dat hij altijd een beetje langs het randje van ordinair bewoog, de stijl was hem niet aangeboren maar had hij zichzelf aangeleerd, zijn pakken waren net niet opzichtig, de cabriolet waarin hij in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw de demonstraties tégen van alles placht te volgen net niet ingetogen sjiek als de auto’s van de echte adel, toen die nog geld had. Zijn opzichtige entree in Café Americain op het Leidseplein in Amsterdam was beroemd, maar toch erg over the top voor iemand die vooral als beschaafd, voornaam en smaakvol wilde overkomen.
De grote Drie waren ze, Reve, Hermans en Mulisch, en wat is er van over? Drie doden, vooral. Reve’s boeken gaan de literatuurgeschiedenis vooral in als curieus, voornamelijk onvertaalbaar, die van Hermans zijn al bijna vergeten, die van Mulisch zijn overschat op een manier die wel bij hem paste: net iets tè. Maar zo gaat dat in Holland: de schrijver houdt er een onhollandse levensstijl op na, dan durf je niet gauw te roepen: maar de keizer heeft helemaal niets aan!
De Aanslag is, terugkijkend, zijn magnum opus, maar niet meer dan dat. Voer voor psychologen is inmiddels onleesbaar, zeker voor wie de jaren zestig en zeventig niet heeft meegemaakt, De Ontdekking van de Hemel een ietwat hakkelend boek met veel pompeuze praat. En een paar grove fouten en rare wendingen. Er viel, met veel herschrijving, een mooie film van te maken, dat wel. Dat dan weer voornamelijk kwam door de acteur Stephen Fry, die zo mooi de schaker Hein Donner speelde.
De laatste jaren kenden we Mulisch vooral van de quasi diepzinnige aanwezigheid in De Wereld Draait Door en van zijn vijfjaarlijkse bijeenkomsten met leeftijdgenoten Jan Blokker en Henk Hofland voor een verhaal in de Volkskrant– van die drie is, ten teken dat de besten niet altijd als eersten gaan, de laatste nog alive and kicking.
Het beste teken dat het niet helemaal snor zat met HM, dat was de mededeling van de kersverse staatssecretaris van cultuur Halve Zoolstra, die natuurlijk nog nooit van Mulisch had gehoord, laat staan iets van hem had gelezen, van zijn adviseurs te horen had gekregen dat hij moest zeggen dat een van de grootste auteurs die Nederland ooit heeft gekend was heengegaan. Of woorden van vergelijkbare strekking.
Met andere woorden, Harry Mulisch is dood. Herhaal die zin nog eens. Want dat is natuurlijk het opmerkelijkste aan deze oude man: dat hij er altijd een beetje jong en zwierig uitzag en ook zo praatte, als een puber die weliswaar niet geheel kan verantwoorden wat hij er uitkraamt, maar het wel met veel overtuigingskracht kan zeggen. Met andere woorden: Harry Mulisch was onsterfelijk.
Laten we het daar maar op houden.
______
Laatste reacties