Ergens is 31 augustus voor mij nog altijd Koninginnedag, hoewel de laatste keer dat deze feestdag op 31 augustus viel alweer tweeënzestig jaar geleden is.
En een feestdag was het voor mij allerminst, ik keek er met angst en vreze naar uit. Misschien ben ik dáárom wel republikein, omdat het in een republiek nooit meer Koninginnedag zal zijn.
Nu keek ik, toen tussen de zes en tien jaar oud was, vrijwel overál met angst en vreze naar uit, naar de vijftigste verjaardag van mijn vader bijvoorbeeld, en naar al mijn eigen verjaardagen. Vooral die laatste, dat was de dag waarop de winter definitief begon met sneeuw en ijs waar ik de pest aan had en het schaatsen dat ik niet kon en het sleetjerijden waar ik weinig genoegen aan beleefde.
Mijn verjaardag was op 12 november en dat was ook de dag waarop mijn peettante mij elk jaar weer verraste met een keurig ingepakt stelletje tweedehands degelijk ondergoed.
Maar Koninginnedag was de allerellendigste dag van het jaar. Het was weliswaar elk jaar schitterend weer, althans tussen 1945 en 1949 – maar ik stapte met lood in de schoenen naar buiten. Daar stonden al blije kinderen klaar, meisjes met enorme oranje strikken in het haar en de rijkere kinderen met versierde fietsen, sturen en stangen omwonden met roodwitblauw crêpepapier en oranje slingers, en die mochten meedoen aan de optocht, naar de aubade op het stadhuis, geloof ik.
Ik mocht daar niet heen van mijn moeder, dat was enerzijds een nederlaag – ik stond weer overal buiten – maar ook een genoegen. Want ik had niet alleen geen fiets, ik kon niet fietsen, ik durfde het niet. In die tijd moest je namelijk ook nog wekenlang oefenen voor je echt kon fietsen en wat er tijdens die leerperiode allemaal kon gebeuren deed mij soms schreeuwend van angst wakker worden, en afzien van de ‘cursus’.
’s Middags moest ik er niettemin aan geloven. Op de Wedren in Nijmegen werden spellen voor kinderen georganiseerd, een festiviteit die op mij de indruk maakte van een openbare terechtstelling – van mij.
Ik zag niets in koekhappen, en ik kon het ook niet. Ik vond de aardappelzakken van het zaklopen stinken (naar aardappels) en struikelde het gehele af te leggen parcours over de zak, ik zag niet dat je gewoon moest springen, ik probeerde echt te lopen, het heette toch zaklópen? En kwam als laatste aan, luidkeels uitgelachen door de andere deelnemers.
Wat er verder nog allemaal voor spelletjes waren, dat herinner ik me niet, ik zal het verdrongen hebben. Of wij een versnapering kregen, ook dat weet ik niet meer.
Ik denk dat ik na afloop snakte naar een borrel, al wist ik dat toen natuurlijk nog niet. Ik sjokte naar huis en trok me terug in een hoekje, met de Robbedoes.
De enige die mij begreep.
Laatste reacties