Begint het gezeik weer: Nu is Venlo weer de oudste ‘stad’ van Nederland. Lang is beweerd dat het Maastricht was, daarna kwam langzaamaan vast te staan dat het Nijmegen moest zijn – overigens niet gelegen op de plek waar de stad nu ligt, maar iets oostelijker – en nu zijn er weer muntjes gevonden in Venlo, die moeten bewijzen dat Venlo ouder is dan Nijmegen. De Nijmeegse stadsarcheoloog, altijd op zijn qui vive, riep dat in Nijmegen véél meer van die muntjes waren gevonden en ook nog ouder. En een flamingant onder mijn toehoorders, die me ook het desbetreffende bericht stuurde, mompelde er bij: en anders Tongeren wel.
Hier stapelen de vragen zich op. Bijvoorbeeld: wat is een stad? Wat kunnen muntjes daarvan zeggen? Wat heeft het voor belang als je de oudste stad bent, zo oud dat van het begin van die stad in het geheel niets hebt, geen steen, hoogstens dus een paar muntjes, wat heb je daar dan aan?
De laatste vraag is misschien de gemakkelijkste: je trekt er een bepaald type goed in de slappe was zittende categorie toeristen mee aan. Denk ik.
Maar wat is een stad? Als je de gehele wereld als maatstaf neemt, dan kijken ze vanuit Tokio, Mexico Stad, Jakarta en Rio de Janeiro enigszins medelijdend glimlachend naar die stoere Hollanders, die vinden dat Rotterdam en Amsterdam niet alleen stéden zijn, maar zelfs gróte steden. Terwijl men er tegenwoordig van uitgaat dat een stad begint bij drie, vier, vijf miljoen inwoners. De enige oplossing is: verklaar de Randstad tot stad; maar dan nog, al die slootjes, molentjes, koetjes en kalfjes die je dan collectief tot stad verklaart, brengen die de mensen niet nog meer aan het lachen? Nederland is een buitenwijk van Parijs.
Terug naar het begin, zo’n dikke tweeduizend jaar geleden. Neem Maastricht, neem Venlo, neem Nijmegen. Alle drie dorpen aan een rivier, dorpen die wij nu geneigd zouden zijn gehuchten te noemen. Een stel hutjes van stro en riet, en een eerste begin van een Romeinse kazerne of boerderij, met de weidse naam ‘villa’.
Maar zoals velen van jullie al vermoedden, ben ik er zeker van dat Nijmegen de oudste en nog enige bestaande stad van Nederland is.
Anders zou Claudius Civilis, door ons, melige middelbare scholieren van het Canisius College, steevast ‘Claudius op Wieletjes’ genoemd, as opposed to Julius Racekar, voor niks in het jaar 69 op het Valkhof in Nijmegen hebben gestaan, tussen de Waalbrug en de Belvedère door keek en daar de Romeinse legioenen aan zag komen, door de Ooypolder, waarbij de zonnestralen weerkaatsten op de gouden adelaars die de soldaten bij zich hadden.
Waarna de volgende dag in quotidinianus Folium Noviomagus stond: Hic stetit, hic frendens Aquilas, hic lumine torvo, Claudius ultrices vidit adesse manus. Met name dat adesse manus heeft mij jarenlang als een mantra door het hoofd gespeeld. En dat is trouwens een verder bewijs: in Maastricht en Venlo hadden ze toen geeneens een trots dagblad als de Folium, maar respectievelijk vodjes als De Leugeneer en Tante Bet en daar stond niks in over een grote plaatselijke stadsheld, want die hadden ze niet.
Trouwens, die Latijnse tekst staat nog steeds op het hekketje langs het Valkhof in Nijmegen, overschrijding waarvan tot een diepe val kan leiden.
________
Op de foto het ‘hekketje’ met de tekst van Smetius, waarvan de meeste Nijmegenaren in ieder geval de eerste woorden begrijpen: Hier steet ut. Op de bovenste foto, op veler verzoek, nogmaals de Karolingische kapel op het Nijmeegse Valkhof.
_________
Laatste reacties