Hoe het gebeurt, dat begrijp je niet. Op de Dagelijksche Groenmarkt in Den Haag zijn op enig moment een stuk of honderd mensen te zien. Maar als zij het terrein betreedt, zijn aller ogen op háár gericht.
Ze kan nog geen twintig zijn, misschien zelfs maar zestien of zeventien. Ze is lang, ik schat haar op 1 meter 90. Ze is vooral dun, ik heb oneerbiedige kennissen die haar zouden rangschikken onder de categorie ‘aangeklede bezemsteel’. Haar benen zijn haar opvallendste attribuut, niet alleen lang en zéér slank, maar wel heel erg lang en wel heel erg slank. Zó lang dat mijn achternichtje uitroept: ‘Die benen zijn net zo lang als ik!’ Nou, niet overdrijven. Bovendien moet erbij vermeld worden dat mijn achternichtje niet buitengewoon lang van stuk is. Dan roep je al gauw zoiets.
Niet alleen lang en slank, maar ook grotendeels zichtbaar voor het blote oog.
Ze telefoneert. Zo’n meisje telefoneert namelijk altijd. Ze heeft hier een afspraak – halverwege de Dagelijksche Groenmarkt stopt ze en draait om, loopt een paar meter en draait opnieuw om, en beëindigt het telefoongesprek. Het is duidelijk wat hier gebeurt: ze heeft afgesproken met een amant en die is niet op tijd. Ik hoor niet wat ze zegt, maar haar houding zegt: ‘Hee, hallo zeg, komt er nog wat van?’
Dan ziet ze, door de enorme glazen van haar zonnebril, dat mijn telelens op haar gericht is. Ze neemt snel achtereen een aantal poses aan, zoals een fotomodel zou doen – hoofd in de nek, benen gekruist, benen een beetje uit elkaar, opnieuw gekruist, de middelhoge hakjes duidelijker zichtbaar, en zo voort. Ik maak gehoorzaam de bijbehorende foto’s.
En ze vindt het heel gewoon dat de mensen naar haar kijken, opmerkingen maken over haar opzienbarende verschijning – zo kijken de mensen, zowel mannen als vrouwen, nu eenmaal naar haar.
Dit duurt even, tot ze ineens strak kijkt in de richting van het Buitenhof; na een seconde of twee begint ze ook in die richting te lopen, korte pasjes, een heel klein beetje gehinderd door het strakke zwarte rokje dat nog niet halverwege haar bovenbenen reikt.
We kijken allemaal gespannen toe. Komt daar de Porsche van haar vriend, een rijke man type James Bond, van tussen de 35 en 40 jaar?
Achter De Bonneterie uit komt een jongen van twintig jaar in een spijkerbroek met geruit overhemd, ik zie hem maar kort, maar de titel ‘Meedogenloze Jongen’ komt me voor de geest – ik lees de verkeerde boeken.
Ze ontmoeten elkaar op de hoek, zij kust hem op de wang, ze moet ietsje bukken want hij is een paar centimeter kleiner dan zij. Zij neemt zijn arm en samen verdwijnen ze, de Passage in.
Het wordt iets donkerder op de Dagelijksche Groenmarkt.
_______