De kenners zullen het hebben zien aankomen: dat met die Calvados, dat gaat niet goed komen. En inderdaad.
Maar er was ook een complicerende factor. De kantine van de camping was weliswaar afgeladen, maar er heerste een elektriserende stilte, want ‘zaterdagavond, bingo-avond’. Ik schoof bij de bar aan naast Mariëlle, een opzienbarende blondine uit Ootmarsum, 42, maar ik zou zweren dat ze 32 was, ook nog met vertederende hobby’s: haar vaste seizoenplaats op de camping, bingo en natuurlijk hubby: Wim, twintig jaar ouder dan zij.
Wim heeft een ouderwetse smaak, hij is namelijk een liefhebber van jonge jenever. Dat is een drankje waar ik sinds jaar en dag met een boog omheen loop, want ik ken het vervolg: nachtelijk lawaai, niet rechtuit kunnen lopen en niet kunnen lezen of schrijven en de volgende morgen een kater. Zo’n grote, dikke zwarte.
Maar de Calvadosfles hield het niet erg lang uit, en terwijl de bingomeester, of hoe zo iemand heet, gul de cijfers noemde en al even gul de prijzen uitdeelde – zoals bekend ondrinkbare wijn uit Moldavië en een oneetbaar levend varken – monotoon de cijfers opsomde, lieten we ons door Wim een jonkie aanbieden. De meiskes achter de bar, die van Calvados nog nooit hadden vernomen maar de jonge klare uit hun hoofd kenden, schonken onbekrompen. Nog een complicerende factor: de conversatie moest op fluistertoon, want anders konden de kieners de opgenoemde cijfers, waar hun leven van afhing – win ik die bos plastic rozen of moet ik wachten tot de overjarige Legodoos – niet behoorlijk vernemen.
We hielpen Mariëlle zo goed en zo kwaad als het ging bij het invullen van de formulieren, en, eerlijk is eerlijk: de jonge keiltjes hielpen daar nauwelijks bij. Maar ineens riep ze ‘bingo!’ en snelde naar de bingomeester naast de tafel met de aldaar uitgestalde prijzen – en wat ik al gedacht had: Mariëlle was zo verstandig om als prijs de emmer met schoonmaakmiddelen te scoren.
Kijk, dat is nu het type vrouwen dat Nederland op de rails houdt. Ze zijn jong, ze zijn mooi, ze zijn nuchter. Geen malle fratsen met reizen over de hele wereld en langdurig in dubieuze cafés hangen, nee, een caravan aan de Overijsselde Vecht en de boel blinkend schoon aan kant.
Ik snapte die Wim wel, die al zijn haar nog had en tevreden te diep in het glaasje keek. Net als ik.
_____