Wie nog een geïdealiseerd beeld heeft van Gerard Reve, en dat zo wil houden, die zou ik willen afraden deel 2 van de door Nop Maas geschreven biografie ter hand te nemen. Want in ruim achthonderd pagina’s schetst Maas een genadeloos beeld van de Volksschrijver van Land en Volk. Wie dacht dat Reve een begenadigd schrijver is die moeiteloos de ene roman na de andere produceerde – dat zou, met een blik achteruit, best kunnen – krijgt hier een aanzienlijk schriller beeld te zien, namelijk dat van de werkelijkheid in de jaren 1962 tot 1975, door de Auteur Soleil zelf achteraf wel gekenschetst als ‘De Rampjaren’, door Maas gekozen als de titel van deel 2 van de Kroniek van een schuldig leven.
Natuurlijk, het is de tijd waarin Op weg naar het einde en Nader tot u verschenen, later, veel later gevolgd door Lieve Jongens, De Taal der Liefde, Ik had hem lief en Een Circusjongen. Reve verdiende er veel geld mee, al werden de verkochte oplagen in die periode ook steeds kleiner. Reve kocht twee huizen in Greonterp die vervolgens eindeloos verbouwd werden, hij woonde in een huurhuis in Amsterdam, bij een van zijn ’vrienden’, Woelrat, in Veenendaal, bij een andere vriend, Guus van Bladel in Weert, in zijn kampeerbus, bij Franse boeren in Vesc in Zuid-Frankrijk waar hij een huis bouwde en in La Grace, het huis in Le Poet-Laval dat hij kocht toen hij dacht een vaste relatie te hebben met Jakhals. Overal werd enorm verbouwd, mede omdat Reve eigenaardige eisen stelde. Zo mochten de huizen weinig of geen ramen hebben waardoor inkijk mogelijk was. En toilet was van minder belang: Reve kakte op een krant en verbrandde het resultaat in de haard.
Maar in feite was hij zelfs een deel van de tijd min of meer dakloos, toen hij pendelde tussen Veenendaal en Weert.
Het was ook de periode waarin hij als gevolg van zijn verslaving aan alcohol en ‘middelen’ verwoestende deliriums had en langdurig aan diepe depressies leed. Na een aanvankelijk min of meer harmonieuze relatie met Teigetje en Woelrat – waarbij iedereen een adembenemende reeks andere vrienden en ‘zonen’ afwerkte, werd de relatie binnen het trio minder en minder en begon de schrijver aan een schier eindeloze reeks ‘verloofden’, onder wie trouwens ook nog eens zo ongeveer alle bekende en/of beroemde homo’s van Nederland, zoals Willem Nijholt. Veel van die verloofden waren wel, als het Reve meezat, hem onderdanig, maar niettemin kostten veel van die jongens, doodgewone profiteurs soms, hem handenvol geld, allemaal opgeofferd aan een ongekende, ik mag wel zeggen ademstokkende mate van sadomasochistisch getinte geilheid. Al het bouwen, verhuizen en schrijven van liefdesbrieven hielden hem lange periodes af van het schrijven van boeken – een deel van de boeken bestond ook uit bij elkaar geraapte stukken proza en brieven aan vrienden en kennissen. Maar het verkocht, dat was de hoofdzaak.
In die tijd werd hij katholiek, maar dan wel als lid van een geheel eigen merk katholicisme, waarover hij zowel in zijn gesprekken als in zijn brieven enorm kon voort-ouwehoeren, waarbij menigeen hoofdschuddend moest afhaken wegens volstrekt onbegrip van het gebodene. Dat waren dan de mensen ‘die alles letterlijk namen’, mensen waar Reve niet van hield. Hij hield trouwens steeds minder van mensen. Hij kon weliswaar niet tegen alleen zijn, maar deed wel eindeloos zijn best om iedereen van zich te vervreemden en van zich af te stoten. Dat ging vaak in de vorm van een irritant puberale dwarsigheid, Reve lééfde als hij de mensen kon epateren. Een akelige pestkop.
Ook in politiek opzicht ‘ontwikkelde’ Reve zich. Aanvankelijk werden zijn rabiaat racistische uitspraken nog aangezien voor ‘typisch de ironie van Oom Gerard’, maar met name zijn optreden tijdens een poëziefestival in Kortrijk in 1975, waarin hij een opruiende racistische toespraak hield, gekleed in een kiel met daarop een hakenkruis en hamer en sikkel (en een ban-de-bomteken, dat dan weer wel) werd het ook de liefhebbers een beetje te bar en gingen zijn overgebleven vrienden druk op hem in praten om een poosje gewoon zijn mond dicht te houden. Reve bleef net iets te lang denken dat dit soort praat de verkoop van zijn boeken kon bevorderen. Dat keerde zich uiteindelijk tegen hem.
De meeste tijd komt de Grote Volksschrijver op de lezer – en door diverse sprekend ingevoerde ooggetuigen, onder wie zijn ex Hanny Michaelis – over als een waanzinnige, egocentrische maniak, bij wijlen fysiek gevaarlijk voor zichzelf en anderen.
Het boek eindigt met een cliffhanger: namelijk op het moment dat Matroos Vosch, alias van Joop Schafthuizen, binnentreedt, die een einde maakte aan het rondhoereren en die tot het eind van Reve’s leven bij hem zou blijven. Maas’derde deel beslaat die laatste negenentwintig jaar.
PS: Een Circusjongen nog eens gelezen. Meer dan destijds kwam het op me over als een pastiche op negentiende-eeuwse boeken, zowel wat betreft taal en stijl als inhoudelijk: destijds ‘excuseerde’ de auteur zijn schunnige inhoud ook door er een hypocriet getint moreel oordeel bij in te bouwen. Het kostte me nu zelfs moeite het boek uit te lezen.
__________