Is dit de Maas? Het Julianakanaal? En grintplas? Wat doet het ertoe. De zon staat aan een lichtgesluierde hemel, ik lig in een strandstoel op het ruwe kinderkoppenplaveisel met links en rechts water, en terwijl tijdens het indommelen het boek uit mijn hand valt, denk ik nog net dat ik eigenlijk een hoofddeksel op mijn kale harses zou moeten doen. Maar dat moet je dan wel bij je hebben. Een zonneklep van Djamila biedt, gecombineerd met een in de camper gevonden servet, uitkomst. Waar is je hoedencollectie dan? Ja, thuis, natuurlijk. En de camper is nog verre van compleet, daar moet de checklist nog aan te pas komen.
Al jaren is het een terugkerende opmerking van Djamila, wanneer we ter hoogte van Maasbracht, onderweg naar Den Haag, de brug over een breed stuk water kruisen. ‘Daar zouden we eens een dagje met de camper moeten gaan staan.’ Ik heb al eens op de kaart gekeken en gezien dat dit probleem niet zo eenvoudig op te lossen lijkt.
Water, dat is niet het eerste waar je aan denkt in Zuid-Limburg. Ja, de Geul en de Gulp die kronkelen tussen heuvels. In Eygelshoven hebben we zelfs een beekje dat door het dorp kronkelt en o ja, de rivier de Worm, compleet met stuwmeer. Stuwmeren, die hebben we hier: vlak over de grens in Duitsland, styuweren die nog een rol speelden in de Tweede Wereldoorlog. En in België hebben ze ook van die meren.
Meren met één centraal kenmerk: of ze liggen in een natuurgebied, verboden voor auto’s, of het is gewoon verboden voor auto’s omdat de meren de omgeving van drinkwater voorzien.
Dus dan wordt ‘een dagje met de camper aan het water’ een probleem. waarom trouwens ‘met de camper’? Wat zou je denken van een smakelijke maaltijd met kaviaar, tomatensla met gebakken feta, geroosterde tonijn en chardonnay-ijs met koude meloen na? Dat lukt je niet goed zonder camper.
Ik besluit dat we naar Panheel moeten, ziet er goed uit, op maps.live.com. Maar vanuit de lucht kun je niet zien dat al die wegen gereserveerd zijn voor fietsers.
Vanaf de brug in de A2 zien we een camper staan, zo te zien op een eiland. Die moet daar varend zijn gekomen. Of niet? Eerst nog even geprobeerd in Wessem, maar daar kunnen alleen rijen kleurige fietsers langs het water terecht. ‘Zeg, dat Brand’s Bier wordt toch al lang niet meer in Limburg gebrouwen?’ Belangrijke vraag, want het stikt van de terrasjes, zie je van de brug af.
Maasbracht dan, op de oostelijke oever. Helemaal door het bedrijvige havenplaatsje heen, over de sluis, daar is een weggetje rechts. Tevreden nemen we plaats onder de rij eerbiedwaardige essen langs het water diep onder ons. Maar de zon staat niet stil en voor we het weten zitten we in de schaduw. Een verkenningstocht te voet wijst uit dat we een heel eind verderop terecht kunnen.
Het is een soort pier, een brede krib met aan twee kanten water, niets dan water. Hij bestaat uit grote ruwe blokken basalt, maar hij is goed te berijden. Hier moet die andere camper ergens gestaan hebben – al is hij intussen weg. Meer mensen weten deze plek te vinden, al is het rustig, zeer rustig, op het water is het drukker dan op de pier.
Ik word wakker en tuur door de tegen de zon grotendeels geloken oogleden in de verte. Een tjalk met slap hangende zeilen tuft vrijwel geruisloos voorbij.
__________