Vanmorgen even na zessen hadden we al twee onderwerpen te pakken die voor mij bij een lang opgeborgen nostalgisch verleden horen. Als het over België en diens politieke problemen gaat, draait Radio 1 al gauw Jacques Brel met dat lied waar ‘mijn vláákke láánd’ in voorkomt. En het is vandaag (of gisteren, het maakt niet zoveel uit) tien jaar geleden dat Toon Hermans overleed.
En dan zouden we Frans Halsema er nog bij kunnen halen, die onlangs nog eens door desgevraagde kiezers tot kandidaat-premier van Nederland werd gebombardeerd, terwijl hij toch al tweeëndertig jaar onder de groene zoden rust. Jong sterven en al lang dood zijn, daar kun je het beste een mythe mee worden.
In DWDD zag ik dat Jean ‘Toots’ Thielemans, 88 jaar oud, een andere weg heeft gekozen, volgens het toepasselijke lied ‘old soldiers never die, they just fade away’. De andere weg heet: tot de laatste snik. Frank Sinatra deed dat ook, die ging nog op wereldtournee toen hij absoluut niet meer kon zingen. En trok volle zalen met vooral leeftijdgenoten die het wonder nog een keer wilden zien geschieden.
Toots is er duidelijk nog wel, al is zijn spel op de mondharmonica ook al lang niet meer wat het geweest is – hij heeft nog altijd dat essentiële geluid en het wonderlijkste is dat zijn longen ook langere concerten aan kunnen – ik zag het met eigen ogen tweemaal op een piepklein jazzfestival in Gouvy, Belgisch Luxemburg (waar jullie trouwens dringend eens heen moeten, het is dit jaar op 6, 7 en 8 augustus). Hij wentelt zich behaaglijk in die vertederde bewondering – Matthijs van Nieuwkerk gaf hem gisteren wel vijf keer een hand, met zulke bewonderaars kun je gezond oud worden – van een nog groeiende schare.
Jacques Brel niet, die is alleen maar legendarisch. In het begin van de jaren zestig werkte op de redactie van De Gelderlander een leerlinge, een mooi meisje dat Frans had gestudeerd en helemaal weg was van Brel en zijn muziek. De rest van de redactie was al even bezig met Bill Haley en Elvis Presley; Beatles en Stones waren de rigueur, dus wij trapten het kind op het hart door de zanger Sjaak Brul te noemen. Ik heb daar nog altijd wroeging over, ook al omdat het kind korte tijd later overleed aan een hersentumor.
Tegelijk had ik verkering met een meisje dat helemaal in Toon was. Ik was meer in Sonneveld, en dan met name in diens creatie ‘De Orgelman’, maar de liefde wil wat, dus troonde ze me mee naar de schouwburg waar ik tot dan toe alleen kwam voor concerten van The Dutch Swing College Band. Ik viel als een blok voor Toon en tot het einde van de verkering spraken Hetty en ik elkaar toe met teksten als ‘leg neer die bal’ en ‘zo’n rare man, Sniekelaas’.
Toon, die verdween naar de achtergrond, de tweede rang zelfs, naar mijn idee, maar hij was wel de oervader van de cabarettsunami waar we de laatste jaren getuige van mogen zijn.
Verdwenen? Aan de bijlage van tien pagina’s vol vrolijke ballonnetjes, gisteren in het Limburgs Dagblad, zou je dat niet zeggen.
Hoewel, vrolijke ballonnetjes – was die man niet eigenlijk heel melancholisch, zoals alle grappen- en potsenmakers en lyrische zangers?
_______