Dit had ik liever niet meegemaakt. De absolute teloorgang van Jiskefet. Ze hadden er nog wel de Heineken Dinges in Amsterdam mee vol gekregen, maar wat ze te bieden hadden, dat viel waratje niet mee.
De afgelopen maanden hebben we ’s avonds na tienen enige fraaie oude afleveringen tien of vijftien jaar oud gezien en geconstateerd: dit is onsterfelijke televisie; niet zo onsterfelijk als Van Kooten en De Bie, natuurlijk, verschil moet er zijn. Maar de genialiteit van de meligheid van Debiteuren Crediteuren en de Lullo’s, dat bleek gisteren toch iets eenmaligs te zijn geweest. Wat vertoond werd bij de firma Heineken miste alleen al één belangrijke eigenschap van die oude programma’s, de laatste tv-programma’s waarvoor je thuis bleef, namelijk dat ze, zoals Romeyn, Prins en Koch althans beweerden, die uitzendingen improviseerden en in één take op de band hadden gezet.
Voor hun optreden in de Heineken Music Hall hadden ze gewoon een paar zinnen die sinds de legendarische uitzendingen die, misschien hier en daar zelfs vandaag nog, tot de household espressions van menig kantoor gingen behoren bij elkaar geveegd en die om de paar seconden te berde gebracht, onder luid gejuich en applaus van het massaal toegestroomde publiek.
Het publiek van Hans Teeuwen, zal ik maar zeggen. Dat zich al onbedaarlijk verkneukelt wanneer maar voldoende vaak in het openbaar neuken wordt geroepen in al zijn vervoegingen, en ook voor de rest flink grof vrouwonvriendelijk wordt opgetreden in woord en gebaar.
Maar daar ging het bij het echte Jiskefet natuurlijk niet om. Romeyn, Prins en Koch maakten vooral satire op het kantoor, het studentenmilieu, de reclamewereld, het nichtencircuit, de achterbuurt en de wereld van advies en netwerk. En ze deden dat op een manier die bij de aldus neergezette groepen als volstrekt dodelijk moest aankomen. En dat lukte ook, zo dodelijk zelfs dat zeker kantoormensen en studenten er zich mee identificeerden.
Gisteravond zagen we dus enkele slappe sketchjes van de Lullo’s, en een totaal mislukte Debiteuren Crediteuren, waarin alleen Anniek Pheifer, als vervangster van juffrouw Jannie (verhinderd wegens vocht in de benen, je kon er op wachten) nog het oude Jiskefetvuur uitstraalde. Natuurlijk zagen we de twee onvermijdelijke Wehrmachtsoldaten nog een keer (de uniformen waren een beetje nauw geworden), weer met een volslagen ongeïnteresseerd optreden vol clichés van zichzelf.
En als eenzaam dieptepunt het schone lied Ik heb een haar in mijn glas, dat Kees Prins niet eens helemaal af maakte. Blij dat zijn lijdensweg hiermee definitief ten einde was.
Ze droegen, wat mij betreft, Jiskefet hiermee ten grave. Drie oude, enigszins afgeleefde mannen deden een bij voorbaat mislukte poging om de wilde jonge honden van weleer te spelen. Maar ze liepen wat mij betreft heel treurig en kwalijk riekend te lekken, om maar eens een Jiskefet-uitdrukking te gebruiken.
_________