De laatste keer dat ik in een Toepolev-154 zat, ruim twintig jaar geleden, vloog het toestel van Sjeremjetjewo 2 naar Schiphol, met aan boord de crème de la crème van de Nederlandse journalistiek, onder wie een toekomstige hoofdredacteur van NRC Handelsblad en dus ondergetekende. Wij hadden het over onze favoriete uitvoering van de 1812 Festival Ouverture van Tsjaikovskij, meen ik me te herinneren, waarbij we enige moeite hadden boven het geloei van de motoren uit te komen.
We waren stuk voor stuk geroutineerde Sovjetvliegers, dus we waren gewend aan de vreemde trekjes van de Sovjetluchtvaart. Zo stond een vliegtuig van Aeroflot altijd twee volle minuten met volgas draaiende motoren aan het begin van de startbaan stil en als dan de remmen los gingen begon je na een poosje te vermoeden dat we helaas ons schamele leven gingen eindigen in een eindeloos Russisch woud, omdat de start maar duurde en duurde. Pas later kwam ik er achter dat dat kwam doordat de vliegtuigen van Toepolev en Iljoesjin en al die andere steevast waren uitgerust met iets te slappe motoren, zodat op snelheid komen een probleem was, dat werd opgelost met een eindeloze startbaan. De Tu-154 haalde vervolgens maar net de 2500 kilometer van Moskou naar Amsterdam, want dan waren de tanks bijna leeg.
Waar we het ook allemaal over eens waren: dat met name de toestellen die waren bedacht door de heren Toepolev en Iljoesjin – die toen nog gewoon leefden – technisch misschien niet geheel up to date waren, maar qua vormgeving de mooiste vliegtuigen ter wereld waren. De Tu-134, vooral de versie met geschutskoepel in de neus, was een aerodynamisch prachtig toestel, een roofvogel met scherpe snavel en dreigend afhangende pijlvleugels. De Tu-154 had dat wat minder, maar met name bij de landing zag je, als vliegtuigfreak, dat elegant naar achteren gestrekte onderstel.
Kort daarvoor was ik in een Tu-134 van de Poolse firma LOT van Gdansk naar Hamburg gevlogen. Het toestel zag er van binnen uit alsof er zojuist tachtig Ajaxfans in waren vervoerd. Dat beeld zag ik gistermorgen voor me toen ik het bericht hoorde over de luchtramp die de leiding van de Poolse Republiek had getroffen.
De discussie over de vraag waarom het Poolse regeringsvliegtuig nog altijd die elegant vormgegeven Russische strijkbout was, gaat nu gevoerd worden.
Maar het ongeluk gaf mij vooral stof tot nadenken over Darwin, en meer in het bijzonder over the survival of the fittest. De Poolse president Kaczyński heeft, zo werd gisteren herhaaldelijk gesuggereerd, de piloot van het toestel bevolen toch te landen in Smolensk, ondanks dat de verkeersleiding op het vliegveld hem dat afried, en ondanks drie eerder mislukte pogingen. Een ultrarechtse man die geen tegenspraak duldt, ook niet van de hem ter beschikking staande deskundigen. Een linkse bangerd had gezegd: dan maar naar Minsk, jongens. Maar de rechtse bal wilde vooral geen pleefiguur slaan, en gokte. En gokte verkeerd.
De fittest is links, maar daar kennen we véél meer voorbeelden van.
__________
_______
Op de foto het gisteren bij Smolensk neergestorte toestel.