Nou niet flauw doen. Altijd al je persoonlijke sores in je weblogje publiceren, tot en met je inlegkruisjes, maar over je tandjes al een week zwijgen. Dat kan natuurlijk helemaal niet. Dus: een nieuwe lente, een nieuw gebit.
Gaan wij eerst even terug in de tijd, bijvoorbeeld naar 1955. Ik was zestien en ik had al dagen zeurende kiespijn. Na enige aarzeling begaf ik me naar de man die je met wat fantasie ‘onze tandarts’ zou kunnen noemen, dokter Bueno Bibaz, die praktijk hield op de eerste verdieping van een winkelpand aan de levendige Nijmeegse Molenstraat.
Voor ik het wist stond ik buiten met een bloedend gat in de kaak: de dokter had zonder veel omhaal de kies eruit gejast. Dat klinkt jullie natuurlijk heel wonderlijk in de oren, tegenwoordig redt de tandarts nog een dode tandwortel, maar dat was in 1955 althans op mijn niveau niet de praktijk. Als uw tand u hindert, ruk hem uit – het waren de jaren dat je als katholiek rebels overkwam als je uit je hoofd uit de bijbel kon citeren.
Daarmee begon het verval van mijn eethoek, zoals dat tegenwoordig jolig wordt genoemd, de broodmolen, zeiden ze in militaire dienst. Daar kwam nog bij dat ik bang was voor de tandarts (diens optreden was voor mij volledig geassocieerd met pijn) en in de loop der jaren versleet ik er heel wat, die allemaal maar één ding deden: een kies eruit trekken. Waarna ik besloot de betrokkene nooit meer te bezoeken.
Uiteindelijk kwam ik terecht bij mevrouw T. in Heerlen, die ik nu al 27 jaar beschouw als ‘mijn tandarts’ en die niet alleen buitengewoon zachtzinnig met mij omsprong, maar ook mijn eethoek redelijk in orde hield en me vijftien jaar geleden zelfs naar de orthodontist stuurde waar ik gewoon tussen de kleine beugelbekkies ook zo’n hekwerk aangemeten kreeg. Waarna ik nog een aantal jaren met blikkerende ivoren wachters de wereld tegemoet kon treden. Maar mevrouw T. hield mij scherp in de gaten, peilde vaak mijn pockets en kwam een jaar of drie geleden tot de diagnose: gegeneraliseerde parodontose.
Dat klonk omineus, en dat bleek het ook, want een paar maanden geleden zei ze tegen me: je kunt het beste alles eruit laten trekken, deze toestand is heel slecht voor hart en nieren. Ik knikte gehoorzaam en meldde me bij de kaakchirurg. Gelukkig gingen er nog een paar maanden overheen, maar vorige week donderdag was het toch zo ver: opnieuw zonder veel omhaal gingen de mij resterende veertien tanden eruit, en de nieuwe plastic eethoek er in.
Zit het lekker?
Laat ik het zo zeggen: ik weet nu wat drukplekken zijn en mevrouw T. is zeer vaardig in het zodanig slijpen van de kleppers dat ik van die drukplekken niks meer voel.
Maar voorlopig eet ik min of meer vloeibaar, dat wel.
_________