Het Eurovisie songfestival, dat is toch iets uit de tijd dat we nog onschuldig waren en trots op de technische ontwikkeling die het verschijnsel mogelijk maakte: de onderlinge straalverbinding tussen landen die ver van elkaar lagen, zoals Noorwegen en Griekenland, zodat je zomaar elkaars televisie kon bekijken; en tijdens het festival zelf kon je zomaar met de telefoon bellen naar de zaal waar het festival werd gehouden en de uitslagen van je plaatselijke jury doorgeven. En dan waren er ook nog mensen die al die talen spraken en vooral verstónden. Nog erger: al die juryvoorzitters waren meteen ook rechtstreeks te horen. Dat hadden we toch maar mooi voor elkaar, in Europa. Hier aar ze resolts of ze Zaaiprus djoeri.
Sindsdien is natuurlijk het nodige veranderd, het kost tegenwoordig moeite om níet de hele dag online te zijn met iedereen en alles.
Twee dingen zijn sinds die mooie tijden van wazige zwartwit-tv niet veranderd: we zijn nog altijd niet rijk en gelukkig, en de liedjes die deelnemen aan de wedstrijd zijn nog altijd even onbenullig als vijftig of zestig jaar geleden.
Alleen vonden wij dat toen niet. We waren apetrots toen Teddy Scholten met het lied ‘Een beetje‘ het festival had gewonnen ─ om je voor te stellen wat het verschijnsel ‘Teddy Scholten‘ was: of je Femke Halsema naar het festival stuurde met een tekst die gelicht was uit het programma van GroenLinks. Maar wij gingen direct na het festival naar Italië waar we door opgetogen familieleden werden verwelkomd met hun versie van het winnende lied, Oembètje. Ze hadden het allemaal kunnen volgen op de enige tv van het dorp, die tegen het plafond van een van de twee cafés hing en een oorverdovende herrie over het slaperige dorpje uitstortte.
Bij die familie ben ik jaren niet meer geweest, maar ik neem aan dat zij ondanks dat we nu werkelijk zonder enige moeite alles kunnen zien en horen doen wat de meeste Nederlanders ook doen: het plaatselijk festival is veel belangrijker geworden dan de finale, die toch altijd door Syldavië wordt gewonnen. In Italië is het sindsdien elke dag festivalfinale, althans, te oordelen naar de horden schaarsgeklede dansmeisjes die zelfs op een ‘serieuze‘ zender als Raiuno aan de orde van de dag zijn.
En wij hebben Vader Abraham. Een normaal mens zou verwachten dat deze gewezen tuinkabouter in burger reeds lang geleden tot zijn vaderen was ingekeerd, maar ik zag hem van de week springlevend op tv ─ hij had alleen zijn bolhoed ingeleverd, wat voor de vorm van zijn hoofd trouwens weinig uitmaakte.
Hij was ontstemd dat hij plotseling de uitslag van het nationale festival moest vaststellen ─ hij was ineens de gehele Dutsj djoeri. En aan zijn gezicht was vooral te zien: dat staat niet in het contract, hij zou graag vooraf hebben afgesproken wat het schoof. Toen iemand op de voorste rij een geruststellend gebaar had gemaakt, riep hij: Sieneke ─ wat trouwens bijna als Femke klinkt.
We horen binnenkort wel of Sieneke door een waterkraan kan. Ik ben inmiddels alweer blauw van de kauw.
_________