Jan Blokker is 82 en ons vóór zijn 83ste verjaardag nog bijna ontvallen, zodat zijn boekje ‘Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek‘ nog net niet postuum is verschenen. Veel lezers van deze regelen zullen nu vragen: ‘Wie is Jan Blokker?' En dat is een goede vraag, want wie is Jan Blokker? In nrc.next van afgelopen vrijdag werd Jan Blokker aangeduid als ‘nrc.next-columnist‘, maar dat vind ik toch aan de magere kant, voor iemand die in bijna zestig jaar journalistiek een korte periode als leerling-verslaggever bij Het Parool is geweest, filmredacteur bij het Algemeen Handelsblad, medewerker op diverse manieren aan VARA- en VPRO-programma‘s, schrijver van het scenario van Bert Haanstra‘s film Fanfare, voorzitter van het Productiefonds van de Nederlandse Film, vele jaren gezaghebbend columnist van de Volkskrant en winnaar van de Reina Prinsen-Geerlingsprijs.
Het nieuwe boekje is al ‘optimistisch‘ Blokkers testament genoemd, maar daarvoor is het toch te veel een aanvulling met herschrijving van redevoeringen en andere publicaties uit de afgelopen tientallen jaren. Waaruit trouwens tegelijk blijkt dat Blokker een man is van vaste principes: het eerste hoofdstuk bijvoorbeeld is voor een deel gebaseerd op een stuk uit 1978.
Om een belangrijk deel van het boekje goed te begrijpen moet je trouwens weten dat Blokker de huidige hoofdredacteur van de Volkskrant, Pieter Broertjes absoluut ondermaats vindt. Die krijgt er dan ook flink van langs. Vorig jaar (of het jaar daarvoor) werd Blokker er uiteindelijk door Broertjes uit gezet, waarna hij asiel kreeg bij nrc.next ─ een krant die, al vermeldt Blokker dat alleen impliciet, ook niet voldoet aan diens strenge normen.
Korte inhoud: Nederlandse journalisten hebben de afgelopen honderdvijftig driemaal de kans gehad echte kranten te gaan maken ─ na het afschaffen van het dagbladzegel, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog en tijdens de opkomst van het internet, en hebben het er in alle drie de gevallen bij laten zitten. Ergo, inderdaad: Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek. Helemaal duidelijk maakt hij die stelling niet, omdat hij ook zelf andere oorzaken aandraagt die hebben geleid tot de huidige min of meer deplorabele toestand van de geschreven journalistiek. Zoals onbekwame hoofdredacteuren, onbekwame directies, de opkoopfondsen die onder andere de Volkskrant en NRC Handelsblad aan de rand van de financiële afgrond brachten. En niet in het minst de neiging van hoofdredacties ─ weer bedoelt hij vooral Pieter Broertjes en diens Genootschap van Hoofdredacteuren ─ om gaarne te bukken voor de majesteit en aanverwanten.
Natuurlijk heeft hij gelijk als hij zegt dat de neiging van de kranten om de lezers te omarmen als ‘burgerjournalisten‘ verderfelijk is, net als het feit dat ze zich erbij hebben neergelegd dat de mensen het nieuws gratis van internet kunnen halen. Journalisten zijn juist de mensen die ervoor hebben doorgeleerd om nieuws desnoods van internet te plukken, naar waarde te schatten, samen te vatten, aan te vullen en kort en zakelijk te presenteren
Hetgeen moeilijker is dan je denkt. Jan Blokker heeft, maar dit terzijde, wat dat betreft gemakkelijk praten: hij was een ‘echte journalist‘ naar zijn eigen maatstaven tussen 1952 en 1954, waarna hij film- en boekenrecensent werd.
Vandaar dat ik het aandurf kanttekeningen te maken bij ‘s mans ideeënwereld, en nog wel in die door hem zo verfoeide vorm: dit weblog, toch onderdeel van de ‘burgerjournalistiek‘.
________