Waar zijn de tijden gebleven dat ik om de andere dag een boeiend en leidinggevend artikel schreef, zeg maar rustig: uit de mouw schudde, aangaande de natuur in het algemeen en alles dat groeit en bloeit en altijd weer boeit in het bijzonder. Ik heb enige stukken uit de jaren tussen 1978 en 1988, want daar heb ik het over, laatst nog eens doorgelezen. Conclusie: wat een onzin enerzijds, maar wat een weelde anderzijds.
Dat waren de jaren waarin ik een moestuin had waarin vijfenzestig verschillende soorten blad-, krop- en snijsla allemaal een eigen plaatsje hadden in de volstrekt onkruidloze en zwaar gemeste bedden, waar exotische gewassen waarvan ik de zaden uit Groningen, Florida, Japan en Italië liet komen welig tierden en soms zelfs telig wierden, het ene dus al weelderiger, ik had bijna gezegd: geiler, dan het ander. Donkerpaarse tomaten naast knalgele komkommers, capucijners, die dekselse raasdonders, naast de lange gele boterbonen die luisteren naar de naam Meraviglia di Venezia ─ als je goed keek zag je dat ze echt luisterden.
Courgettes in alle vormen en kleuren probeerden in mijn tuin al de macht over te nemen toen in Nederland slechts een select gezelschap bezoekers van Frankrijk en Italië er ooit van gehoord had, met wat geluk had ik kleine artisjokjes en hele kleine tuinbonen die je met schil en al kon eten. Ik had rode, witte, gele en kruisbessen, gewone en bosaardbeien in de kleuren wit en rood, druiven in het wit, het blauw en het muskaat, natuurlijk vijgen, frambozen, doornloze bramen, appels, peren, perziken en kersen die ook al luisterden naar een mooie naam: Abbesse de Mouland. Ik leerde mezelf rode, witte en oranje bieten in te leggen en te eten en ik kan nog veel meer vertellen en opscheppen, maar dan gaat het toch lijken op liegen en dat heb ik me ooit voorgenomen: overdrijven mag een beetje, maar liegen, dat kan niet.
Waarom bestaat dat allemaal niet meer? Te oud, te weinig tijd, het huis vergroot en dus de tuin verkleind en alle die exotica is tegenwoordig voor een habbekrats op de markt te krijgen. Daarom.
Ik heb nog wel die druiven en vijgen, en tegenwoordig zelfs een volbeladen kakiboom die het nadeel heeft dat de kaki‘s niet rijp worden. Er zijn wat kruiden, natuurlijk, die kunnen overal tegen.
En vanmorgen zag ik weer eens het verschijnsel dat niks met mij, maar met de zachte herfst te maken heeft: de witte Kentranthus ruber bloeit volop, net als diverse Viburnums, die er ook nog eens bij ruiken als een authentieki oude- damesparfum. En heel apart zijn de Welsh poppies (Meconopsis cambrica)in de varianten citroengeel en oranje en ik sta alweer verwonderd te kijken naar de Helleborussen die hun bloeineuzen uit de grond steken als waren het asperges.
O ja, dat was ik nog vergeten: met asperges heeft het nooit echt willen lukken. Ik vind daar eigenlijk ook geen ene mallemoer aan, als u me toestaat.
_________