Het is vandaag Handschuddag. Waarom ook niet, net de Dag van de Cateringmedewerker achter de rug en gehoopt dat die de handen had gewassen; bovendien is het ook Handwasdag, weten jullie nog, dat van die Mexicaanse varkensgriep? Al lang geen Mexicaans varken meer gezien, trouwens.
Handschuddag is het dus, een oude traditie die precies drie jaar teruggaat, toen we nog in angst en beven leefden voor Rita Verdonk. Toen was er een imam in Tilburg die bang was dat Rita haar handen niet had gewassen, en dus weigerde die vast te pakken. (Het kan ook zijn dat hij dacht: ja, daar krijg ik dan spontaan een stijve pik van en dat is geen gezicht, voor die mevrouw. Kan ook, natuurlijk. Hoewel, Rita Verdonk?)
Hoe dan ook, over een en ander schreef ik op 10 november 2006 het volgende:
‘Het is in Nederland, hoor ik de laatste dagen weer roepen, de gewoonte dat je elkaar een hand geeft als je elkaar tegenkomt of afscheid neemt.
Dat is nou typisch zo’n burgerijstandpunt waar hele volksstammen, ook als ze niet uit Anatolië of het Rifgebergte komen maar gewoon uit het Wittevrouwenveld in Maastricht, het Waterkwartier in Nijmegen en het Schaesbergerveld in Heerlen, vreemd tegenover staan.
Ik ben zelf opgegroeid in zo’n buurt, waar de mensen elkaar géén hand gaven, laat staan dat ze elkaar ooit kusten als ze geen echtelieden waren – en dan dus niet in het openbaar – of ouders en kinderen.
Het extreemste voorbeeld van wèl handen geven zag ik ooit in een forensentrein die van Luik naar Brussel reed, afgeladen met ambtenaren. Iedereen die onderweg instapte liep de hele trein door om echt íedereen een hand te geven.
Het andere uiterste: toen ik in 1955 voor het eerst in Italië kwam, bleek dat ik de mannelijke familieleden met wie ik kennis maakte klapzoenen op beide ongeschoren wangen moest geven.
Het was in datzelfde jaar dat ik verkering kreeg met Dorrie, die in een doodsjieke buurt in Nijmegen woonde. Dat was een sprong in het diepe want voor ik het wist, kreeg ik al bridge-les. En stond ik voor het raadsel, of ik haar ouders nu bij elk bezoek een hand moest geven of niet.
Het is dat gestuntel, en nog een paar dingen, die er toe leidden dat de verkering van korte duur was – tot mijn opluchting, eerlijk gezegd. Want dat gedonder van die handen, dat heb ik nooit helemaal onder de knie gekregen.
En nu zegt mevrouw Verdonk – ik heb geen idee van de sociale klasse waaruit zij is voortgekomen – dat het in Nederland de gewoonte is dat je elkaar een hand geeft.
Ik bood de stratenmaker laatst bij het afrekenen mijn hand aan.
Hij keek er enigszins bevreemd naar, er verstreken seconden voor hij begreep wat ik bedoelde. Hij gaf een hand, een beetje gegeneerd. En hij was een raszuivere inwoner van Landgraaf.
Hellup!
_______