‘Geen geld, geen Zwitsers‘, is een oud spreekwoord over de gierigheid van deze frisse mede-Europeanen, en daarom grepen deze sympathieke jodelaars de kans om er van te maken ‘Geen minaretten, wèl Zwitsers‘, maar dat klinkt natuurlijk nauwelijks sympathieker. Deze hele discussie gaat enigszins aan mij voorbij, want ik ben zowel tegen 'Mina redt' als tegen ‘Jezus redt‘, dus als de Zwitsers nou ook al die schattige kerktorentjes wegdoen, dan valt er met mij te praten.
Dat biedt mij meteen de gelegenheid over iets veel belangrijkers te beginnen, namelijk over ‘Wel Limburgs Dagblad, géén Sante‘.
Lees eerst maar eens het stukje zoals hierneven afgedrukt. Het staat vandaag in het Limburgs Dagblad, editie Parkstad. En let niet op de foto, daar lijk ik namelijk helemaal niet op, maar dit terzijde. Dat is trouwens een lichtpuntje: die foto kan nu meteen ook in de prullenmand. Ligt er al in, als u dit leest.
Er is een tiet van komen en er is een tiet van gaan, zeiden reeds de bijbelsche schuinsmarcheerders; bovendien kan ik mijn persoonlijke professionaliteit pas goed etaleren door te zeggen: goede gewoonte, hoor, om op je hoogtepunt te vertrekken. Bovendien beleef ik aanzienlijk meer genoegen aan deze hoek waar ik er alles uit mag kramen waar ik trek in heb, en dat wil bij de krant nog wel eens aan beperkingen onderhevig zijn. Alleen al het feit dat mijn stukje altijd moest gaan over wat er in dit minuscule hoekje van Nederland voorviel, is me wel eens zwaar gevallen.
Daar komt nog bij dat de collega‘s van de krant wel iets anders aan hun hoofd hebben dan het wel en wee van een marginale columnist. Ik zal daar verder niet op doorgaan, maar ik zou u willen adviseren de komende maanden de pers in de gaten te houden. Dat kan ik u trouwens hoe dan ook adviseren, en dan wel de geschreven pers, want hoezeer ik me op het internet beweeg, ik ben en blijf van de dode bomen.
Anders dan gewoonlijk zit ik verder enigszins met de mond vol tanden achter het toetsenbord.
Lees dat stukje nog maar eens. Dan ga ik intussen verder met de boekhouding.
________
PS: Vorige week, toen ik nog niet wist dat Jacks vertrek ook mij betrof, schreef ik nog het volgende:
Jack
Dat ik in de krant nog eens zou worden toegesproken met als aanhef ‘lieve Sante‘ dat had ik op mijn oude dag toch niet verwacht. En nog wel een door groot man als Jack Vinders, een buitengewoon veelzijdig mens bij wie ik altijd schraaltjes heb afgestoken. Het mooie van zijn columns vond ik, dat hij ze schreef zonder het keurslijf waar de beroepsjournalist zonder het te willen, of zelfs maar te weten, vroeg of laat in terecht komt. Daar hoorde ook de soms onversneden emotionele toon bij, waar ik stiekem een beetje jaloers op was.
Intussen is het een goede regel dat een journalist of columnist geen actief lid van een politieke partij mag zijn. Terugkeer naar de tijden waarin de hoofdredacteur van een landelijke krant tevens lid was van het bestuur van een politieke partij is uiteraard ongewenst.
Hoewel: vijftig jaar journalistiek hebben mij geleerd dat neutraal zijn niet bestaat. Menige journalist van deze krant heeft vanuit zijn eigen rookwolk in zijn columns gefulmineerd tegen het rookverbod, om maar eens een voorbeeld te noemen.
Hoe dan ook, je moet ook de schijn vermijden: als je een goed lijstduwer van een partij bent, schemert dat ook door als je uitsluitend schrijft over je huiskat ─ want alles is politiek.
Die laatste opmerking heeft trouwens een politiek tintje, als je haar goed leest.
Dag Jack, ik vond het gezellig in ons hokje op maandag.
Laatste reacties