Om er achter te komen hoe het met zijn boeddhisme stond wilde de Zuid-Limburgse journalist Benti Banach zich voor langere tijd in Tibet vestigen. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, gezien de Chinese overheersing van het land, maar Banach vond een goede tweede in de regio het Spitidal in het uiterste noorden van India waar een nauw aan de Tibetanen verwant volk woont en dat ook in essentie boeddhistisch is. Om in zijn onderhoud te voorzien ging Banach Engelse les geven op een school in Rangrik, een van de vele plaatsjes in de Spitivallei.
Geen gemakkelijke keuze, want Rangrik ligt niet alleen op bijna drieduizend meter hoogte in de Himalaya, waardoor het in de winter maandenlang afgesloten is van de buitenwereld. Het bestaan is er ook onvoorstelbaar karig, iedereen is er permanent verkouden en heeft altijd een snotpegel onder de neus, de mensen wassen zich zelden of nooit, vooral de mannen zijn spectaculair aan de drank – drankzucht is een van de belangrijkste doodsoorzaken onder mannen. Er is nauwelijks medische verzorging terwijl de omstandigheden, zoals altijd ijskoude woningen en zeer ijle lucht waar iedereen last van heeft, erbarmelijk genoemd mogen worden. Buiten de sterke drank arak en zelfgebrouwen bier is er de eeuwige boterthee, een voor buitenstaanders walgelijke drank die door Banach kritisch beschreven wordt maar blijmoedig, of liever: gelijkmoedig wordt genuttigd.
Gelijkmoedigheid, dat hoort met ‘meeleven’ ook tot de voornaamste eigenschappen van de boeddhist, schrijft Benti Banach herhaaldelijk in zijn recent verschenen boek ‘In de schaduw van de Boeddha’. (Uitg. Lemmens, Valkenburg). En wat je vooral van dat boek moet
zeggen: het is geschreven met een opmerkelijk mengsel van meeleven (‘compassie’ noemt Banach het) en gelijkmoedigheid enerzijds en de opmerkingsgave en de ironie van een westerse verslaggever anderzijds. Ook zelfspot maakt het boek zeer leesbaar, zoals over zijn dáár opvallende lichaamslengte en zijn onvermogen behoorlijk te dansen op dorpsfeesten – waar op één avond een kubieke meter arak en bier door de kelen vloeit.
Het boek zou ook kunnen heten ’Hoe Boeddha verdween uit Rangrik’. Niet dat de mensen er het boeddhisme afzweren, maar de komst van (hindoe)functionarissen uit India, de overvloed aan Indiase films en muziek, het feit dat vrijwel geen onderwijzer de plaatselijke taal, verwant aan het Tibetaans, spreekt en de mate waarin de dorpelingen zich aan het boeddhisme houden, zijn factoren die maken dat de streek onherkenbaar van karakter aan het veranderen is. En dan komt het ‘boeddhisme’ van de dorpelingen althans op mij, nogal opmerkelijk over, want heksen, tovenaars en een reeks goden en godinnen die volgens mij flink ouder zijn dan de leer van de Boeddha, huppelen vrolijk door Banachs boek. Hijzelf observeert dat de mensen denken: nou ja, dan gaat het maar mis in dit leven, er komen nog genoeg kansen in de volgende levens.
Niet erg vrome monniken, ronddolende lama’s en amchi’s (lokale kruidengenezers) worden door Banach allemaal even gelijkmoedig – soms lijkt het wel: strikt objectief – beschreven.
Gaandeweg begin je de mensen met wie Banach dagelijks omgaat een beetje te kennen zelfs te begrijpen.
Zoals bekend heb ik zelf niets met godsdienst en Benti, die ik eeuwige dank verschuldigd ben dat hij mij ooit door een boekhandelaar in Benares (hij zegt plichtsgetrouw: Varanasi) een fraai pak boeken (tevens een pak fraaie boeken) deed toesturen, maakt het mij in zijn boek niet buitengewoon moeilijk. Aan het eind van het boek zegt hij openhartig dat het in Kathmandu en Dharamsala, waar hij boeddhist werd, gemakkelijker was dan in de harde praktijk van de Spitivallei. Maar de mensen daar straalden een tevredenheid met hun schamele bestaan uit, die wortelt in hun – vanzelfsprekende – boeddhisme.
Het boek is een merkwaardige mix van toeristische informatie, sociografische en antropologische beschouwing; maar ook van observaties uit het dagboek van een verwonderde westerse journalist/onderwijzer met een scherpe blik voor details. En van een boeddhist. Meen ik begrepen te hebben.
En het boek is helemaal Benti, voor zover ik hem ken, natuurlijk.
ISBN 9789077490334.
_________
Op de foto de Kyi tempel in de Spitivallei, die in het boek door Benti Banach beschreven wordt.
_________