Onze oom is een godheid die ergens diep in een goudmijn huist en door de mijnwerkers met sigaretten en drank tevreden moet worden gehouden. Daarmee is in ieder geval de titel van de nieuwste roman van Arnon Grunberg enigszins verklaard. Enigszins, want wie wil weten wat de rol van die godheid is in het boek, die moet daar voorlopig even niet bij mij zijn. Onze oom is een boek van meer dan zeshonderd pagina’s waarvoor ik enkele nachten ben opgebleven – om tot de eerste conclusie te komen dat het een duister boek is waarvan ik niet goed weet wat ik er mee aan moet.
Het boek is de geschiedenis van Lina, een meisje in een (kennelijk) Zuid-Amerikaans land (mogelijk Bolivia), een land dat in staat van ontbinding verkeert, dat wil zeggen dat er een revolutie aan de gang is die kennelijk slaagt, want het gezag bestaat nog slechts uit een gedemoraliseerd leger dat in het stadium is aangeland van het in de wilde weg arresteren en minstens opsluiten maar vermoedelijk ook systematisch afslachten van mensen die verdacht worden van staatsondermijnende activiteit. En dat in de hoofdstad, het laatste bolwerk van de regering.
Lina is de dochter van een stel ‘verdachten’ die tijdens de nachtelijke arrestatie gedood worden onder verantwoordelijkheid van majoor Anthony. Majoor Anthony heeft ‘dood zaad’ en kan dus geen kinderen krijgen en denkt zijn vrouw een plezier te doen door het meisje mee naar huis te nemen en als dochter te laten fungeren. Maar de vrouw van de majoor is niet geïnteresseerd en is al lang een verhouding begonnen met een superieur van Anthony, die wordt aangeduid als ‘de luitenant-generaal’, die heeft beloofd haar zwanger te maken. Buitengewoon interesseert deze zich trouwens niet echt voor haar en dat zie je in dit boek steeds: de mensen gaan wel relaties aan maar hebben daar altijd een geheime agenda bij.
Majoor Anthony is een schlemiel die niet ziet dat het land verkeert in het stadium van ‘redden wat er te redden valt’, hij is weliswaar geen buitengewoon goede officier, maar hij heeft wel principes. Hij is feitelijk een malloot met een potsierlijk soort militair plicht- en eerbesef. En een bijna zielige trots op het zwembad in zijn tuin.
Als hij aanbiedt enkele legereenheden die door ‘rebellen’ van de rest zijn afgesneden via vijandelijk gebied te hulp te schieten, laat de luitenant-generaal dat maar al te graag gebeuren – het bijbelse verhaal van David, Uriah en Bathseba. Kort samengevat: de eenheid van de majoor loopt in een hinderlaag; de majoor komt terecht voor een volkstribunaal in het mijnwerkersdorp, dat hem veroordeelt tot – ja, tot wat? Niet van belang, eigenlijk, want we zien hem nooit meer terug.
Lina gaat intussen op zoek naar haar ouders en op die zwerftocht komt zij in hetzelfde mijnwerkersdorp terecht. Of in een ander, want wat je verwacht, namelijk dat ze de majoor tegenkomt, dat gebeurt niet.
Wat wel gebeurt dat is dat ze behalve ‘onze oom’ ook de Dirigent ontmoet, de man die de revolutie leidt, en die haar als zijn zoveelste vrouw meeneemt. De Dirigent is ook weer iemand die zich eigenlijk niet interesseert voor de revolutie, alleen maar gedreven wordt door het feit dat zijn (kennelijk joodse) ouders in dit Zuid-Amerikaanse land geen behoorlijk draaiende boekhandel hebben kunnen opzetten.
Lina krijgt een kind van de Dirigent, maar dat is een probleem in het ‘safe house’ waar ze met de hele harem van de Dirigent huist, want het kind krijst op de meest ongelegen momenten, en dat komt hem al snel duur te staan.
De laatste episode speelt zich vele jaren later af als Lina een rijke wapenhandelaar is geworden en zich laat interviewen door een jonge journalist.
Lina wordt door dat alles nauwelijks geraakt, misschien nog wel een beetje door de verdwijning van haar ouders, maar niet door de haat van de vrouw van de majoor, niet door de vreemde toestanden in het mijnwerkersdorp, waar ze een buitenbeen blijft – de sfeer daar doet denken aan de film Dogville; Lina doet me ook steeds denken aan Nicole Kidman. Ook wordt ze niet geraakt door de snelle seks met de mijnwerkers, niet door de seks met de Dirigent, niet door de relatie met de vrouwen in het ‘safe house’, nauwelijks door de dood van haar kind. Ze is zelf immers al dood, meent ze te weten.
Misschien is dit wel het verhaal van een totaal kille ziel, verkild door de bruutheid van het leven om haar heen, waartegen ze zich beschermt met haar Mauser, waar ze goed mee kan schieten en die haar eigenlijke ‘kind’ is.
Verder een typische Grunberg: krachtig proza, vaak licht onbeholpen geschreven, maar dat lijkt juist de kracht van het boek. Verblijf in Angelsaksisch buitenland begint merkbaar te worden, al gaat het voorlopig nog maar om één woord: een coffeetable is geen koffietafel maar een salontafel. Er staan ook enkele storende fouten in, maar ach. Onderwerp, schrijfstijl, de (duistere) spelers, ze maken ook van dit boek een fascinerend werk dat mij in ieder geval nog lang zal bijblijven.
Arnon Grunberg, Onze Oom, Uitg. Lebowski, ISBN 9789048801336
_______________
hhBest
Laatste reacties