Alles is inmiddels achter mij afgebroken, eerst de lagere school waar ik triomfen vierde, het CanisiusCollege waar de triomfen al iets minder werden, het Canisius Ziekenhuis waar ik elf weken vertoefde met een gebroken been en het huis waar ik bijna zeventig jaar geleden geboren werd. Dat huis heeft nog enige weerstand geboden, maar begin dit jaar verdween het toch onder de slopershamer, zoals dat heet.
Mijn enige overgebleven zuster woont nog steeds in Nijmegen, zij het dan dat zij inmiddels de ‘Waalsprong’ heeft gemaakt en in Lent woont. Zij stuurt mij geregeld dingen uit de plaatselijke krant die herinneren aan ons beider jeugd in de stad der Bataven, o stad aan de Waal. Vandaag was er weer een artikel bij de post. Het is van de hand van Eric Reijnen, en het gaat over de Brederostraat.
Elke stad heeft wel een Brederode- of Brederostraat. Maar als je om de hoek geboren en getogen bent, dan vind je die van Nijmegen wel uniek. Wij spraken trouwens van Brederóstraat, volgens het eigenaardige verschijnsel dat mensen hun zeer vertrouwde straatnamen met een verkeerd accent gaan uitspreken.
Wij, om de hoek in de Thijmstraat, voelden ons enigszins verheven boven het volk dat in de Brederostraat woonde. De mensen daar hadden de WC (zonder waterspoeling) in de keuken, dat was geloof ik de reden.
Ach, het waren allemaal ‘nette mensen’, laten we daar op houden, al ging de buurt langzaam achteruit. Vlak voordat ik de buurt verliet, was er al sprake van huisprostitutie, woonden er koppelbazen, hadden er een paar al in de lik gezeten. Het spectaculairste dat ik met eigen ogen heb gezien waren buurvrouwen die, elkaar het haar uit het hoofd trekkend, over straat rolden: een van de echtgenoten had een keer de overstap naar het bed van de buurvrouw gemaakt, zoiets moet het geweest zijn.
Mijn zus heeft vijfenzestig jaar in het ouderlijk huis gewoond. Ze was er niet vaak, want ze was als reisleidster vaak weken achter elkaar weg. Maar ze zag wel wat er gebeurde, en dat was geen incident, want Eric Reijnen maakt melding van soortgelijke dingen: veel allochtonen, drugshandel, nog steeds prostitutie, echtelijke ruzies die op straat werden uitgevochten. ‘Dankzij de dunne muren kon worden meegedanst op de muziek van de altijd dronken buurman.’ Bij mijn zus was het een buurvrouw, en uiteindelijk hield ze het niet meer uit en heeft ze de politie gebeld. Die meedeelde feitelijk niets te kunnen doen.
Toch overvalt me wel eens – heel kort, gelukkig – een soort van heimwee, naar dat kleine huisje in die volksbuurt waar alles heel eenvoudig en overzichtelijk was – zelfs de burenruzies waren niet moeilijk te begrijpen, voor een jongen van tien of twaalf jaar.
Dat het allemaal is of wordt afgebroken maakt eventueel sporadisch heimwee volledig overbodig.
Het huis waar ik nu zit, dat zie ik voorlopig nog niet instorten.
Hoewel, vannacht heb ik ervan gedroomd.
______________
hhBest
Laatste reacties