Gisteren hadden we moeten opruimen. Niet gedaan. Ik kijk naar buiten en zie de plantenkas. De deur staat (als gewoonlijk) open, de takken met trossen vijgen puilen naar buiten. Dat is al een tijdje zo, maar nu kun je het zien. Het stukje tuin vóór de kas stond tot afgelopen week vol met hoge struiken en andere planten. Nu is het een bomkrater.
De rest van dat deel van de tuin ziet er uit als een kruising tussen een turfstekerij en een loopgraaf bij Passchendaele in 1917, waar net een bom ontploft is.
Weer ben ik er in getrapt. In 1996 ging ik aan de slag in datzelfde deel van de tuin, om een gat te graven van zeven bij zeven meter, ruim drie meter diep. Daar staat nu al meer dan tien jaar een fraai bijgebouw in waar we veel nut van hebben. Maar als ik geweten had wat die graverij voor een verschrikkelijk karwei was, zou ik er niet aan begonnen zijn.
Het karwei dat we vorige week ter hand genomen hebben, is van een bijna niet te vergelijken veel kleinere schaal. Maar ik denk nu al: als ik dit had geweten, was ik er niet aan begonnen.
Zaterdag doemde op dat er een container zou moeten komen voor het groen, vannacht bedacht ik dat de stratenmaker, die ik nog niet gesproken heb, wel eens zou kunnen eisen dat we zelf de overbodige grond en tegels afvoeren, dan moet er weer een container komen en dan moet de camper weg van de oprit, en hoe moet die dan de accu laden en is die dakgoot nou lek of niet en hoe krijgen we die schoon want er zit een hoop rotzooi in en al die planten die ik toch wil overhouden, waar moeten die eigenlijk heen?
Over de noodzaak van een en ander: zie dit stukje.
De tuin verwijdert zich van de natuur, dat is duidelijk. Op het bijgaand fotootje uit de NRC van afgelopen zaterdag zie je nog meer mensen die zich van de natuur hebben verwijderd.
Vroeger, in bucolische tijden, deden de boeren dat ook hoor, hier te lande: als er een kindje geboren was met een klompvoetje, of het was een meisje, dan voerden ze het domweg aan de vèrrekes – die moesten toch ook eten en vonden het nog lekker ook, op zijn tijd. Het is duidelijk dat het wilde zwijn op de foto het ook weet – hij staat op het punt een grote teleurstelling te ervaren. Of misschien de moeder van het kind wel. Alsmede het kind zelf. Want in het onderschrift staat dat boswachters waarschuwen dat wilde zwijnen ‘wilde dieren’ zijn – wat een toeval – en dat ze gaarne de vingertjes van kleine kinderen afhappen, als een herinnering aan oude tijden.
Als de regen ophoudt, zal ik eens driftig aan het opruimen slaan. Een wild zwijn zul je daarna hier in de tuin niet gauw meer zien.
__________________
*) Dat was de titel van een rubriek over tuinieren die ik van 1978 tot 1988 schreef in het Limburgs Dagblad en die sommige mensen nog elke week lezen.
__________________
hhBest