Gisteren M. weer eens gezien. Hij is trouwens veel op straat, maar meestal zie ik hem vanuit de auto bij de bushalte staan, of rijd hij me voorbij op zijn aftandse brommertje.
Nu stond hij op een voor ons beiden historische plek: de pinautomaat in het winkelcentrum.
M. was in 2001 net met vrouw en drie kinderen gevlucht uit Soedan, waar hij, zo stelde ik mij voor, in een dorp in de halfwoestijn een tevreden leven als koedrijver had geleid en ’s avonds thuis kwam in de lemen hut waar zijn vrouw net klaar was met het toebereiden van een smakelijke maaltijd – dat kon ze, want ik had al wel eens een hapje meegegeten. Tot zijn dorp half werd uitgemoord, natuurlijk. ‘Very bad,’ zei M.
Hij woonde nu tweehoog in een flatje, en hij keek de hele dag Dubai tv. Dat kon hij tenminste verstaan. Voor de rest sprak hij elf woorden Engels, ongeveer. Waar hij die in dat huttendorp vandaan had gehaald, dat kon hij me niet duidelijk maken. En ook niet hoe hij de reis van Soedan naar Nederland had gefinancierd. Hij kon me wel vertellen dat het tienduizend dollar had gekost.
Hij kreeg dus die uitkering op de girorekening die ik voor hem had aangevraagd, en toen ik me weer eens bij hem meldde liet hij me het pinpasje zien. Wat moest hij daarmee? Ik zette al mijn didactische kwaliteiten in om uit te leggen wat een girorekening eigenlijk was. En ik lokte hem mee de auto in, waarmee we naar het winkelcentrum reden.
Samen voor de pinautomaat kregen we met vereende krachten de eerste vijftig gulden uit de gleuf, en daarna kon hij het blijkbaar zelf, hij heeft me nooit iets gevraagd, maar hij leerde blijkbaar snel.
Intussen dacht ik na over zijn toekomst. Zou ik werk voor hem kunnen vinden? De geitenboerderij in het dorp, was dat iets? Maar hij trok er niet aan, misschien begreep hij ook echt niet wat ik bedoelde. Door elf woorden Engels ben je gauw heen.
Gisteren zag ik hem dus weer eens, bij de pinautomaat. Zijn Nederlands was nog altijd niet geweldig, maar hij was te volgen, laat ik het zo zeggen. Vrouw goed, kinderen ook goed: het oudste meisje, een honingkleurige schoonheid die nu een jaar of zestien moest zijn, ging naar 2 vwo, de andere kinderen ook goed. En M. zelf, al een beetje aan het werk? De verontschuldigende glimlach kende ik nog van zes jaar geleden. Hij had geprobeerd heftruckchauffeur te worden, maar nee, hij werkte niet. Jouw vrouw goed? Vroeg hij, om eens een ander onderwerp aan te snijden.
Ik moest eens langs komen in zijn nieuwe woning op de begane grond. Zou een goed idee zijn: kon ik eens zien of M. inderdaad zo goed was ingeburgerd als ik veronderstelde.