Een bewolkte zondagochtend, maar het is niet koud. Overal waar je kijkt een groene weelde, die door de regens van de afgelopen weken nog eens tweemaal zo groot en weelderig is geworden.
Het is tijd voor de Sacramentsprocessie. Watte? Ja, de Sacramentsprocessie. In het plantsoentje naast mijn tuin staat alweer het rustaltaar, de route is afgezet met geelwitte vlaggen. En daar klinkt de droeve slag van de trom die voorop gaat.
Op het verkeerloze kruispunt staat, in fel oranje hesje, een verkeersregelaar.
Uit de bocht van de straat verschijnt de stoet. Voorop een meisje dat een lange stok met daarop een kruisbeeld draagt. Dan de muziek, met alleen die trommel die traag de maat bonkt; een klein contingent ‘bruidjes’, dan het baldakijn met daaronder een bejaarde priester die de monstrans draagt – uit mijn katholieke tijd weet ik dat zich in de monstrans ‘het allerheiligste’ bevindt, het sacrament waar het bij Sacramentsdag om draait. Wolken wierook walmen door de windstille bomen en struiken. Het baldakijn hangt flink scheef, als gevolg van lengteverschil tussen de dragers. Je moet ineens denken aan Don Camillo.
Naast het baldakijn, in twee rijen die door de goot lopen, de schutterij. Zijn dat ouwe Lee Enfields die ze aan de schouder dragen? Er zijn ook vrouwen bij, zie ik.
Het koor dat daar weer achter loopt, bestaat zelfs helemaal uit vrouwen.
Achter de muziek loopt de dorpsgek – dit moet een authentieke processie zijn.
En dan volgen de notabelen van het dorp. In ieder geval voornamelijk heren in stemmig grijs kostuum, compleet met stropdas. Helaas: de hoeden ontbreken. Ik zie dat Wiel, een oude collega van de krant, ook vandaag niet ontbreekt in het gezelschap.
De stoet stopt op de hoek bij het rustaltaar. De pastoor is zichtbaar blij dat hij de zware monstrans even kan neerzetten. Aan zijn gezicht te zien is dit niet zijn favoriete bezigheid – of misschien verkeert hij in een religieuze trance, wie zal het zeggen.
Het dameskoor brengt enige liederen ten gehore waarvan er één mij bekend voorkomt. Dan begint de fanfare traag een stukje te spelen, de pastoor neemt zuchtend de monstrans weer ter hand, de stoet verdwijnt om de hoek, in het groen.
De parochie was niet echt uitgelopen voor de processie.
Ik telde twaalf mensen. Waaronder nog eens vier verkeersregelaars.