Sinds ik me, nu alweer zo’n veertig jaar geleden, officieel heb laten uitschrijven uit de roomsche kerk, heb ik geen hostie meer geproefd. Ja, nogal wiedes, zult u zonder even na te denken zeggen. Nee, niet wiedes, want ik ken mensen genoeg die officieel of onofficieel de kerk vaarwel hebben gezegd, maar die bij met name begrafenissen nog braaf in de rij gaan staan voor een hostie. Hoewel ik niet zo principieel ben – eerste prioriteit is meer: niet opvallen, in vredesnaam niet opvallen – zou dat voor mij toch veel te ver gaan.
Moet ik dat nog verklaren? Als het al te verklaren valt. De mis was ooit onder andere bedoeld om de onderlinge verbondenheid van de katholieken te symboliseren: ze schoven als het ware aan dezelfde tafel aan en aten het gezamenlijke brood en dronken de gezamenlijke wijn. En zongen daarna samen een mooi lied, begeleid door een draailier, of een blokfluit..
Ik denk, maar dit terzijde, niet dat er veel mensen zijn geweest die dachten dat ze echt het bloed van Jezus dronken en een biefstukje van diens haas zaten te eten.
Maar naarmate de kerk een meer autoritaire structuur kreeg, werd die verbondenheid alleen nog maar een beetje zwakjes gesymboliseerd, het is een zinledig ritueel geworden. Het brood is veranderd in een stukje ouwel, snoeppapier noemden we dat vroeger, die de hostie wordt genoemd. En de wijn, daar blijven jullie, eenvoudige types, vanaf: die is voorbehouden aan de pastoor. Liever hij dan ik, met die vreselijke zoetige Samoswijn.
Als kind deed ik op 7 mei 1946 zeer devoot de eerste heilige communie. In een poging ons, zevenjarigen, toch iets spannends voor te schotelen had de onderwijzer van de lagere school ons ingeprent dat we de hostie, die we op de tong kregen toegediend, niet mochten doorbijten, want dat zou Jezus pijn doen en aangezien wij ook een tamelijk realistisch idee hadden van de hel, beten wij er niet op. Nee, wij liepen bijna kokhalzend terug naar de kerkbank en gingen daar met de handen voor het gezicht zitten wachten tot het kleffe gevalletje vanzelf was gesmolten.
Tegenwoordig, zie ik, krijg je de hostie in de hand en mag je erbij blijven staan; en ik zie ook veel geroutineerde begrafenisgangers, onderweg naar hun zitplaats, smakelijk kauwen. Ik zou dat vooruitgang willen noemen.
En dus gaat de huidige paus het afschaffen, hoorde ik gisteren van bevriende zijde. B16 wil dat de gelovigen voortaan de hostie weer op de tong gaan ontvangen, knielend. En er af blijven, met je ongewijde fikken! Ja, als Benedictus de klok terug kan draaien, dan zal hij het niet laten. Zelfs op onbenulligheidniveau 12. Wat ik nog wel zou willen weten: zeker ook weer de oogjes erbij dicht, zoals wij vroeger?
Prima allemaal, traditie vóór alles, als ik maar niet hoef. Maar ik heb wel een leuke actie bedacht: doe een condoom om de tong. Want je weet tegenwoordig maar nooit. Zeker als je het met de ogen dicht doet.