Onze buurt is in beginsel dertig jaar oud. Mooie tijd was dat: de grond was goedkoop en de kavels dus groot. Veel woningen hebben een grote tuin die meestal door de bewoners zelf is aangelegd en aangeplant. Vaak al voor de tweede of derde keer, want van degenen die er van het begin af aan woonden, zijn er nog maar een paar over.
Het is een vredige buurt; de bewoners groeten elkaar allemaal vriendelijk, een enkeling kent iedereen en gaat door het leven als een soort wandelend nieuwsblad.
Maar onder al die rust woedt een kleine oorlog. De Rijdende Rechter zou hier vrijwel huis aan huis werk hebben, als de bewoners niet voor een deel hun oorlogje zelf uitvochten of het er maar mokkend bij laten zitten.
Zoals ik zei: de tuinen zijn door de bewoners zelf aangelegd. Zonder dat ze veel verstand hadden van de flora. Dus zijn die schattige kleine conifeertjes, berkjes, treur- en rode beuken intussen uitgegroeid tot woudreuzen; en daar duikt meteen de eerste casus belli op. Veel van die knotsen van bomen werpen zelfs bij de hoogste zonnestand slagschaduwen over andere tuinen. In de winter zie je de zon soms helemaal niet meer.
Een andere buurman vindt het maar zo zo dat mijn haagbeuk in de winter het blad verliest, zodat hij tegen mijn chaotische tuin aan moet kijken. Dus heeft hij jaren geleden een coniferenhaag plompverloren tegen die van mij aan gezet. Intussen is die haag agressief bezig mijn haagbeuk naar de verdommenis te helpen. En ik was eerst!
Weer andere bomen leveren het hele jaar door een assortiment spullen die naar beneden vallen: bloesems, zaden, bladeren. Een prunus staat al jaren te overlijden aan een paddenstoel en werpt in het voorjaar zijn blad al af, over mijn tuin.
In het gemeentelijk plantsoen naast mijn tuin staat allerlei rotzooi, die zijn brutale takken mijn tuin in steekt.
Maar ik stap niet naar de Rijdende Rechter. Nee, ik heb mijn eigen guerrillaleger. Het beste is het Eerste Bataljon Daslook. Tot ver buiten mijn tuin steken de naar knoflook riekende bladeren in het voorjaar de kop op, bloeien snel even en nog voor het juni is, strooien de plantjes miljoenen zaden om zich heen. Dan is er de Vijfde Kolonne: twee soorten bamboe, in mijn eigen tuin al lang uitgeroeid, hebben hun tenten opgeslagen in de omringende tuinen, en niet om gauw weer te vertrekken.
Zelfs onze vergeet-mij-nietjes, de boter- en de paardenbloemen, het zevenblad en niet te vergeten de klimplant Akebia strijden met wisselend succes tegen de opdringende legers van de buren. Menigeen heeft al een onneembaar bruggenhoofd op vijandelijk grondgebied. Zelfs onze kerstrozen hebben de smaak te pakken en duiken overal op.
Wie de oorlog gaat winnen, daar is nog weinig van te zeggen.
Maar ik heb het geniepigste leger. En de geschiedenis leert: dat wint het vaakst.
___________
De bovenste foto komt van maps.live.