Collega G. is er al maanden mee bezig: de Asus EEE. Het is een mini-laptopje van ruim een kilo, het heeft zijn beperkingen – niet erg snel, weinig geheugen – maar daar staat een grote handzaamheid tegenover. Vanmorgen lees ik in mijn lijfblad – om precies te zijn: in het zaterdagse lijfstijlmagazine – een stukje over het ding alsof het om een gadget gaat met de status van een iPhone. En misschien is dat ook wel zo. ‘Iedereen wil hem optillen en beroeren… Het is de aantrekkingskracht van een baby met alles erop en er aan.’
Het is met de notebooks en de laptops heel vreemd gegaan. In de jaren negentig had ik er al een, merk Toshiba. Het was echt een notebook. Het was alleen maar een tekstverwerker, natuurlijk. Het ding liep uren op een batterijlading, had een geheugen van 72K (Je kon er dus 72000 letters in tikken, dan was het geheugen vol) en ik heb er zelfs hele boeken op vertaald – als ik 72000 tekens getikt had, printte ik die uit, wiste alles en vertaalde verder.
Ik nam het ding ook mee op reportage; op de krant hadden ze al de mogelijkheid de artikelen uit het ding via de telefoon op te vangen. Ik moest dan eerst de computer op de krant aan de telefoon zien te krijgen – een doorlopende pieptoon was het signaal dat we konden beginnen. In een hotelkamer in Heidelberg bleek dat de doppen van het apparaat dat mijn gegevens in de telefoonhoorn moest piepen niet geluiddicht daar op aan te sluiten waren: de telefoonhoorn had geen ronde maar vierkante uiteinden. Dus als u in de buurt was geweest had u mij even later buiten in een halfopen telefooncel (voorzien van een hoorn met ronde uiteinden) in de stromende regen kunnen zien staan, bezig mijn stukje naar de krant te transporteren.
Ja ja, heel lang heb ik voorop gelopen in de technische vernieuwing.
Op de krant hadden ze tien Toshiba’s aangeschaft die door slechte administratie binnen enkele maanden allemaal waren gestolen. Die van mij verkocht ik toen hij me echt te traag werd. Hij had ruim vierduizend gulden gekost.
Na een ongelukkige episode met een laptop waar ik liever over zwijg, kreeg ik in het jaar 2000 een Psion 7.
Hij heeft ongeveer het formaat en gewicht van een Asus EEE, het Symbian operating system werkt moeiteloos samen met Windows, hij heeft een kleurenscherm en 32 MB RAM, er is (was) veel software voor, waaronder een versie van Word, blijft zonder opladen minstens acht uur aan het werk: het ideale apparaat voor rondreizende journalisten. En geen hond die hem kocht, behalve ik dus. Ongelukkig was natuurlijk dat het apparaat Brits was en Britse apparaten hebben altijd eigenschappen die ook heel Brits zijn. Wel infrarood dus, maar geen USB, zelfs geen floppy- of CD-drive. Je kon er niettemin toch (traag) mee internetten, mailen en zelfs SMS-en ging prima.
Maar de producent kwam in de problemen en dan ben je je ‘backup’ kwijt. Overigens is tweedehands nog veel te krijgen, uiteraard in Engeland. Zie bijvoorbeeld http://www.psionex.co.uk/
Mar het werd dus niks met de Psion, in de journalistiek. Men prefereerde een laptop. Die steeds groter en zwaarder werden, je zag de stakkers in en uit hun kantoren lopen met die loeizware tas aan de schouder en ik dacht: mijn Psion past in mijn jaszak. Een wonder dat de ‘laptopschouder’ nog niet is uitgevonden.
En toen kwam de Asus EEE. Die heeft in ieder geval vóór op de Psion (die onder andere naam nog altijd bestaat) dat hij iets meer dan eentiende van diens prijs kost. En hij gaat een gewild gadget worden, daar ziet het wel naar uit. Alleen al om de geile kleurtjes waarin hij verkrijgbaar is.
De concurrentie komt er ook mee, lees ik.
Maar het blijft een raadsel: waarom de een wel en de ander niet.
____________
Op de foto: de Psion 7 'op schoot' bij een gewone laptop.