De kerosine wordt nu zo duur, dat het einde van de weekendjes weg naar Athene en Lissabon tot het verleden gaan behoren. Nrc.next van vandaag voorziet zelfs dat de Nederlanders voortaan weer gewoon met een ouwe caravan naar de Veluwe op vakantie moeten. Zo ver zal het niet binnen afzienbare tijd komen, denk ik – maar sinds de laatste twee keer dat ik ergens naartoe gevlogen ben, had ik er toch al een beetje genoeg van, misschien wel juist door de lage prijzen.
Toen vliegen nog heel duur was, werd je met alle égards behandeld. Je werd als het ware door de gezagvoerder en drie stewardessen de vliegtuigtrap op gedragen, bovenaan neergezet zodat je breeduit kon zwaaien naar de menigte familie, vrienden en kennissen die was meegekomen om getuige te zijn van het wonder. Waarna ze binnen in het toestel, ingericht als een paradijs, klaar stonden met alles dat je maar wilde: en alles gratis. Champagne, eerste klas biefstuk met dure Franse wijn, vers fruit als dessert, al vloog je op dat moment boven Bangladesh. De stewardessen waren uitsluitend superslanke hoogblonde dames van onder de dertig, met glanzende nylons en hoge hakken, met een ampele boezem en een kleurechte glimlach die voor vrijwel alles voor je klaar stonden, en die zelfs voor het opdienen van een glaasje mineraalwater even iets anders aantrokken.
Niet zelden kwam tijdens de vlucht de gezagvoerder persoonlijk bij je informeren of alles in orde was.
Tegenwoordig ben je al volkomen vernederd nog voor je enig vliegend personeel hebt gezien. Je hebt op je sokken met de broek op je knieën bij de scanner gestaan; het minste stukje metaal in je handbagage is aanleiding geweest om je nog meer te wantrouwen dan toch al. Als je dan alle zwaargebouwde veiligheidstypes met oortjes gepasseerd bent, kom je, na een eindeloze wandeling, aan bij de ‘gate’. Heel vaak moet je daar alsnog door een detectiepoortje en in ieder geval moet je je paspoort nog eens laten zien: ook als je van het ene Schengenland naar het andere reist.
De stewardessen zijn vaak dik, oud en/of lelijk, het is zonde dat ik het zeg. Ze zijn een beetje saggerijnig want het is hun derde vlucht al van vandaag, en ze hebben zere voeten. Je kunt tijdens de vlucht glaasjes water kopen en boterhammen bij ze kopen, voor grof geld. Het lijkt wel of er tegenwoordig veel meer turbulentie is dan vroeger. Bij aankomst op de bestemming word je verwelkomd door de hasjhond, die eens duchtig in je kruis snuffelt.
En dan zwijg ik nog over Amerika, waar je echt als terrorist wordt ontvangen, tot het tegendeel bewezen is. In Amerika heb je nog ambtenaren die echt ambtenaren zijn: oppermachtig, die zullen het burgertuig wel eens een poepie laten ruiken. Ze zeggen geen woord te veel, vertrouwen vooral op gebiedende handgebaren. Vingerafdrukken, irisscans, het paspoort binnenstebuiten.
Voortaan vliegen we maar niet. Of we gaan met de auto. Want de laatste keer dat ik echt leuk heb gevlogen was in 1998 in Mexico. In een meer dan vijftig jaar oude Dakota met enorme zetels waarin je met gestrekte benen kon zitten. En met Daphne Deckers naast me. Het was echt vliegen: als de piloot de weg een beetje kwijt was, kon je van achter in het vliegtuig de onrust van zijn gezicht lezen. Heerlijk.