Amerikanen zijn de uitvinders van de pretparken en het idee is zo goed aangeslagen, dat de gevolgen inmiddels geen grenzen meer kennen. Las Vegas mag intussen wel de definitieve en niet te overtreffen doorbraak van de pretparkgedachte genoemd worden – hierna kun je alleen van de hele wereld nog maar een pretpark maken.
Overigens groeit Las Vegas nog aan alle kanten. Je kunt bijna geen foto maken of er staat wel een bouwkraan op. Terwijl we over de Interstate 15 richting Californië rijden zien we dat Las Vegas ook naar het zuiden toe gestadig uitbreidt, halverwege naar Californië vinden we een aantal casino’s op het thema ‘Buffalo Bill’, midden in de woestijn, en vlak voor de grens tussen Nevada en Californië nog eens een groepje.
Ik persoonlijk ben niet van de pretparken (ook niet van gokken, roken en golfen) Las Vegas en de andere pretparken van Nevada zijn van een wat zielige pret; het aantal gokautomaten waarin de mensen zinloos hun geld kwijt raken kan kennelijk eindeloos worden uitgebreid. Ik schreef ook al dat ik niet zo van shows houd, die onlosmakelijk met pretparken zijn verbonden – al moet ik toegeven dat ik graag een van de shows van Elvis Presley, Frank Sinatra, Sammy Davis Jr, Dean Martin of zelfs Liberace had willen meemaken. Maar die zijn allemaal dood en degenen die tegenwoordig groots op billboards worden aangekondigd ken ik vagelijk of helemaal niet.
Aan dat alles moest ik denken toen we, vlak voor Barstow, afsloegen naar de ‘spookstad’ Calico. Overal in de wereld heb je plaatsen waar de economische activiteit op een bepaald moment ophield, en de bewoners wegtrokken, op zoek naar andere bezigheden. In Italië, Spanje en Frankrijk struikel je over de ‘spooksteden’. Ze liggen er maar zo’n beetje bij, wachtend tot ze tot stof vervallen.
In Amerika daarentegen maken ze er een pretpark van. Zoals van Calico. Al bijna een eeuw geleden waren de kleine zilvermijnen er uitgeput, en in de jaren dat er geld mee verdiend werd, woonden de mijnwerkers in armzalige hutten zonder enig comfort tegen de kale bergwand in de county San Bernardino, voor de ingang van de mijn. De bevolking trok weg toen het zilver op was en het mag bijzonder heten dat er 1981 nog een handvol over waren. Dertig jaar tevoren had een slimmerik het dorpje trouwens gekocht voor ruim dertienduizend dollar.
Vanaf 1990 ontstond het idee het gehucht commercieel te exploiteren. Op een foto uit 1951 kun je zien dat het dorp toen inderdaad bestond uit wat wrakke houten hutten, nu is het ruim tweemaal zo groot en is het geworden wat het grote publiek zich voorstelt bij het Wilde Westen: een straat in een kojbojdorp, met een saloon waar je niet mag spugen, niet dronken binnen mag en al helemaal niet als je een ‘losse vrouw’ bent. Er is een zwakke poging gedaan het zilvermijnverleden in stand te houden, maar daar horen natuurlijk geen geregelde vuurgevechten bij, een begrafenisondernemer, een honkytonkpianist en levensgrote portretten van John Wayne.
Waar de toeristen prijs op stellen dat is op lekker eten en drinken, sensatie en wel allemaal heel punctueel. En daar kun je op rekenen. Ook in Calico. Elk half uur knallen de schoten.
Laatste reacties