In de jaren vijftig sprak ik bij een bezoek aan het geboortedorp van mijn vader in Italië een soort achterneef of iets dergelijks, die het prachtig vond dat wij er waren. Toen we hem uitnodigden voor een tegenbezoek moest hij dat helaas afwijzen: hij wist de weg niet.
En gelijk had hij. Want het is toch een bovenmenselijke prestatie, om geheel op eigen houtje ergens de weg naartoe te vinden. Sommigen denken daar echt te eenvoudig over. Een van mijn zussen die in 1960 mee zou gaan op een zeer avontuurlijke trip, namelijk met een geleend VW-busje naar de Costa Brava, had bezwaar tegen een uitgave die ik vooraf wilde doen, namelijk die voor een wegenkaart betreffende de ligging van Nijmegen aan de ene kant, en Barcelona aan de andere. ‘Wat een onzin, je rijdt toch gewoon naar het Zuiden?’ En ook zij had gelijk.
Die hele discussie is nu verstomd, sinds het Global Positioning System bestaat, het systeem van geostationaire satellieten dat u via een apparaatje in uw auto (of op uw fiets) vertelt waar u zich precies bevindt en hoe u vandaar naar een andere plaats kunt komen. Je weet de weg niet, je weet niet eens waar het Zuiden is, en je komt toch op je bestemming aan. Een schitterende uitvinding.
Een van mijn vrienden is de trotse eigenaar van zo’n navigatiesysteem. Ik zeg uitdrukkelijk ‘trots’, want als er ooit iemand trots was op een navigatie-apparaat, dan is hij het wel. Het is zelfs al zover dat de relatie tussen hem en het apparaat emotionele trekjes heeft gekregen en ook enigszins gevoelig ligt. Hij spreekt het ding inmiddels aan met een vrolijke meisjesnaam.
Ik ben zelf meer van de landkaarten en de wegwijzers, ik ben tot nu toe met die hulpmiddelen en met de wetenschap waar het Zuiden ligt, nog overal gekomen. En eerlijk is eerlijk, het gebruik van het apparaatje van mijn vriend in mijn auto heeft me enigszins in die mening gesterkt. Als je ergens nog nooit bent geweest, bestudeer je vooraf een recente wegenkaart, en tijdens de rit kijk je naar de wegwijzers. Op enkele beruchte uithoeken van Europa na was dat tot nu toe voldoende. Sterker nog: enkele spectaculaire verdwalingen hebben me op plaatsen gebracht die ik niet had willen missen.
Het gebruik van Tomtom heeft daar trouwens geen einde aan gemaakt. Ik bedoel: je moet naar de wegwijzers blijven kijken, anders ga je licht in de fout, wat je komt te staan op de verwijtende stem van het apparaat, die je beveelt om te keren.
Op een van onze ritten zat ik niet aan het stuur en dus gewoontegetrouw met de kaart op schoot. Ik zag op die kaart dat het navigatieapparaat, dat de opdracht had ons op de snelste manier naar een bepaalde plaats te leiden, een lange omweg maakte, zelfs een druk stadsgebied opzocht met veel stoplichten dat we, zag ik op de kaart, gemakkelijk hadden kunnen vermijden. De oorzaak is eenvoudig: van de meest afgelegen hoeken weet het navigatieapparaat niet alles omdat de verkenners van de firma er nog niet zijn geweest. De kortste weg liep toevallig door zo’n onverkende hoek. Terra incognita. Here be dragons.
Maar mijn vriend gelooft onvoorwaardelijk zijn nieuwe vriendin. Zou ik ook doen. Maar hij had toch achteraf even, gewoon uit medelijden met een ouderwetse kaartlezer, kennis kunnen nemen van die lange overbodige lus die ik op de kaart had ontdekt?