Al jaren gehoord dat het er allemaal zo groots en uniek zou zijn. Een winkeltje op het platteland dat het hogerop zocht. Ooit zo’n boerderijtje waar de boer de eigen piepers en appels aanbood aan de rondtoerende medemens, maar die winkeltjes bestaan natuurlijk al lang niet meer; de mango’s en papaya’s die je er tegenwoordig ziet, groeien zeker niet op zo’n boerderij, zo erg is het nou weer niet met de opwarming van de wereld.
Af en toe zie je in Zuid-Limburg op recepties zo’n gezellige mand of kist met wat flesjes exotische olijfolie, bijvoorbeeld met truffel (jech), geinige pasta en een huiselijk ambachtelijk geknutseld weckpotje met jam van door de boerin met eigen blote voeten geplette aardbeien, een beetje fancy ingepakt. Echt iets voor een receptie van een afscheidnemende vutter die alles al heeft.
En die mand was dus steeds afkomstig uit die uit de krachten gegroeide boerderijwinkel. Die bleek de laatste tijd zelfs zodanig uit de krachten gegroeid dat hij geregeld de krant haalde. Bijvoorbeeld met de Italiaanse wijn die er verkrijgbaar was.
Dus eindelijk eens daarhenen.
Die Italiaanse wijn, die mogen ze mij stuk voor stuk hier in de kelder komen leggen. Als ik de gevraagde prijzen maar niet hoef te betalen: ze zijn namelijk stinkend duur, al is het mogelijk wel de enige plaats in Limburg waar je Brunello di Montalcino kunt kopen en zelfs de nederige Zibibbo van Sicilië. Daar staat ook champagne uit Ubachsberg en wijnen uit Maastricht. Er is voortreffelijke kaas, er is mooie groenten, er is schitterend fruit. En de al genoemde bucolische weckpotjes met dressings en jammetjes. En alles is verschrikkelijk duur. En voor een groot deel niet eens buitengewoon exclusief: veel van het spul kun je ook elders krijgen, tegen aanzienlijk lager tarief.
Sterker nog: ik verdenk ze in dat winkeltje er sterk van, dat ze een deel van hun aanbod kopen in grootverpakking, bijvoorbeeld bij de Sligro of de Makro, de inhoud van de grootverpakking verdelen over een aantal kleinere zakjes en die met minimaal honderd procent winst aan de man brengen.
Kortom, dit is een winkel die mikt op publiek dat twee eigenschappen heeft: ze weten qua boodschappen doen van got noch zure peren, en ze hebben flink wat geld te besteden. ‘Zo’n schattig winkeltje en ze hebben echt alles, zelfs olijfolie met truffel!’ Het verschil is: op de markt of bij de Turkse winkel moet je zelf kritisch kijken, ben je zelf verantwoordelijk voor wat je kiest – hier ligt alles kant en klaar en kun je blind pakken. Dat doet het sjieke golfpubliek dat er komt dan ook. Je kunt er zelfs de catalogus van The European Fine Art Fair, beter bekend als Tefaf, kopen.
Voor twee bollen knoflook en vier plakken gravad laks betaalden we acht euro. Thuis bleek de gravad laks met de bijbehorende saus gekocht bij de Ikea, en over de datum heen.
Oh ja, de sjiek in het zwart geklede verkoopster bij wie ik afrekende, stonk verschrikkelijk naar natte vuile honden.
Die reis kunnen we ons voortaan besparen.