Een jongen van negen jaar probeert wanhopig zoveel mogelijk van zijn overleden vader te weten te komen. Zijn vader die hem de avond voor hij omkwam in een van de Twin Towers in New York nog gezellig heeft ingestopt en die op de ochtend van zijn dood nog vier keer de telefoonbeantwoorder heeft ingesproken – en een geheimzinnige sleutel van een safeloket heeft achtergelaten.
Dat is feitelijk de korte inhoud van Extremely Loud and Incredibly Close, het tweede boek en voorlopige meesterwerk van de 29- jarige Amerikaanse schrijver Jonathan Safran Foer.
Oskar Schells vader is dus op 11 september 2001 omgekomen bij de verwoesting van het WTC. Zijn zoon probeert door redenering ( ‘uitvinden’ noemt hij dat) er achter te komen hoe precies, en waarom. Is hij nog naar het dak gegaan? Was hij bijna of helemaal buiten toen de torens instortten? Wat vond hij er van dat de telefoon niet werd opgenomen? Is hij de man die van de toren springt op een reeks foto’s die Oskar heeft? En waarmee hij de geschiedenis probeert terug te draaien?
Oskar is een welopgevoed en buitengewoon slim en nuchter jongetje; zoals veel slimme en nuchtere jongetjes is hij uitvinder, amateur-entomoloog, francofiel, slagwerker, verwoed schrijver van fanmail (bijvoorbeeld aan astrofysicus Stephen Hawkins), pacifist, archeoloog van Central Park, romanticus, Groot Ontdekkingsreiziger, juwelier, acteur, inconsequent veganist, verzamelaar van: zeldzame munten, vlinders die een natuurlijke dood zijn gestorven, Beatles-spullen, miniatuurcactussen en halfedelstenen. Hij heeft een heleboel dingen door, maar hanteert ook een kinderlijke redeneertrant. Voorbeeld: hij heeft een hekel aan trein en bus en dus loopt hij gewoon een uurtje of drie naar een adres ergens in New York, intussen een beetje spelend op zijn tamboerijn, denkend en ‘uitvindend’.
Uiteindelijk blijkt alles meer voor de hand te liggen dan hij (en de lezer) zich ooit had voorgesteld, maar daar verder over uitweiden zou het plot van het boek verraden en dat zou zonde zijn, het is een belangrijk aspect van het boek, dat het raadsel steeds groter wordt en de lezer wordt voortgejaagd, samen met Oskar op zocht naar de gegevens die hem zullen helpen de dood van zijn vader te aanvaarden. Want dat is ook een samenvatting van het boek: aanvaarding en rouwverwerking.
De geschiedenis is doorweven met de geschiedenis van Oskars voorouders, die de verwoesting van Dresden hebben meegemaakt. Oskar weet het niet, maar de lezer wel: dat Oskars grootvader ooit plotseling verdween en ook weer teruggekomen is, zij het dat hij zijn spraakvermogen heeft verloren. Is er een parallel met de verdwijning van Oskars vader? Zijn achtergebleven grootmoeder vertroetelt hem enorm; zij woont aan de overkant en Oskar houdt contact met haar via de walkie talkie. Het boek heeft wel meer absurde trekjes, zoals de 103-jarige bovenbuurman van Oskar, die een tijdlang meegaat op Oskars speurtochten door de gemeente New York.
Het boek is ongelooflijk helder geschreven in een lenig, fantasierijk Engels dat bij vlagen doet denken aan dat van Salman Rushdie; de opmaakgrapjes en fotoseries waren niet eens echt nodig geweest.
Dit is weer eens een boek waarvan ik volmondig kan zeggen: dit had ik niet willen missen.