Ach jongens, toen ik in dienst was, toen ging het toch allemaal precies hetzelfde. Pornofilms bestonden toen nog niet, althans niet voor ons, en ook vrouwen en meisjes waren in de wijde omtrek schaars tot afwezig, maar dat maakte het juist allemaal veel gemakkelijker.
Ook later, op de krant, onder een reeks hoofdredacteuren die er niet aan dáchten om vrouwen op de redactie toe te laten, ging het ‘van dik hout zaagt men planken’. Kun je nagaan: een redactie vol gesjeesde onderwijzers, weggetrapte straaljagerpiloten, uitgetreden priesters, mislukte studenten en állemaal katholiek: wat we tegen elkaar zeiden op het werk, daar kon geen professioneel gemaakte pornofilm tegenop.
Dus ik begrijp dat wel, op die fregatten. Verwend zijn ze natuurlijk. Er zijn wèl vrouwen aan boord, en, gek genoeg, ook pornofilms. Ik zou daar een keuze tussen hebben gemaakt, eerlijk gezegd. Het werkt toch verwarring in de hand, zeker als ze zich ook nog volledig lam zuipen en spuiten.
Iedereen staat nu verwonderd te kijken wat er gut och gut, toch allemaal gebeurt in de krijsmacht. Maar in Hollands Glorie van Jan de Hartog konden we het al lezen: alle matrozen van heteroseksuele kunne wisten in alle havenplaatsen de dames van gewichtloze zeden wel te vinden, je besteeg een rijtuig (toen nog) en riep tegen de koetsier: ‘a las muchachas publicas’, of in een andere taal en hup. Daar waren de jongens die in elk stadje een ander schatje hadden nog heilig bij vergeleken.
Yohoho and a bottle of rhum, zal ik maar zeggen, de Hollandse marine en koopvaardij hebben op het gebied van drank en vrouwen door de eeuwen heen een roestvrijstalen reputatie opgebouwd, en ook als er geen vrouwen bij waren dan wilde de bootsman van twijfelachtige kunne langs andere weg nog wel eens de traditie hoog houden. De zorgelijke medeketelbinkies van Maarten Biesheuvel mompelden onder elkaar op Newfoundland dat je niet moest tegenstribbelen, maar juist meewerken, dan deed het de minste pijn: ‘Denk maar aan een zware thermometer’. Dat was natuurlijk nádat zij uit Rotterdam vertrokken.
En anders die scheepsarts die meeging op een cruiseschip en van de kapitein te horen kreeg dat er niet ‘gerommeld’ kon worden met de vrouwelijke passagiers: als de nood hoog was, dan was er altijd nog de kok. ‘De kok?’ ‘Ja, enne, het blijft in dat geval onder ons vijven.’ ‘Vijven?’ ‘Ja, jij, en ik, de kok en de twee man die de kok moeten vasthouden.’
Ja, de zee, die wil wat, Junge komm bald wieder, maar dat lukt niet altijd en in de tussentijd moet je toch wat.
Pikbroeken, noemden ze die luitjes. Het woord zegt het al.