Dronkenschap, ik ben er niet trots op, maar het overkomt me geregeld. Het zou schijnheilig zijn te beweren dat het per ongeluk is gekomen. Niet voor niets parkeerde ik de camper zo dicht mogelijk bij het pand waar de feestelijkheden plaats grijpen; feestelijkheden waarop, je kent die mensen, met gulle hand geschonken gaat worden. En ik beschonken.
Eerst de bubbels, je voelt na de eerste feestelijke slok al dat je hem vanavond weer gaat raken. Dan de witte wijn, de rode wijn, de dessertwijn. Gelukkig geen onder luid geschreeuw leeglurken van cognacflessen, zo’n feest was het ook niet. Hoewel het community singing al vrij vroeg op de avond een aanvang nam.
Echte absolute laveloosheid, daar ben ik tegenstander van. Zelfs wanneer ik steels nog even de laatste druppels uit de fles met zoete dessertwijn pers, zit ik te denken dat het, geheel tegen de verwachting in, allemaal is meegevallen, alweer. Ik praat nog coherent, vind ik, ik maak nog steeds foto’s met de nodige scherpte en een volgens de letter van de wet gehanteerde camera.
Maar opeens zie je dat minstens de helft van het elf- of twaalfkoppige gezelschap weg is. Niet opgemerkt dat die zich hebben teruggetrokken in de bijgebouwen, waar de bedden staan. Ze zullen ongetwijfeld afscheid hebben genomen, vermoedelijk heb ik de dames zelfs gekust, maar ik herinner me niets. Ik moet dronken zijn, dat kan niet anders. Hoewel, misschien zijn ze gewoon even een luchtje gaan scheppen, en komen ze zo weer terug. In dat geval ben ik dus níet dronken.
In de alkoof van de camper word ik langzaam wakker, van het geluid van een auto die ernaast stopt. Ik kijk uit het raam en ontwaar twee mannen die hengelspullen uitladen en daarbij opgewekt converseren. Vlakbij is een forellenvijver. En het is kwart over zes. Het reconstrueren begint. Mijn algehele toestand zegt mij dat ik niet lang geslapen heb. Ik herinner me niets van de tocht naar de camper, maar ik zie dat ik de deur keurig op slot heb gedaan, de tas met de camera staat op tafel, de kleren liggen op de bank. Een beetje slordig, dat wel.
Zou ik kunnen rijden? Ik ben nog zo zat als een meloet, stel ik vast. Geen idee hoe laat we zijn gaan slapen. De laatste foto in de camera heeft als tijd 22 uur 55, hij betreft het aansnijden van de taart die nog na de kaas kwam. Hoeveel later zijn we naar de camper gegaan? Hooguit half een. Ja ja, dat is een mooie gok, maar ook alleen maar een gok.
In de loop van de dag klaart het hoofd langzaam op.
Volgens mij was het wel gezellig. Maar hoe weet je dat? Dat voel ik. Ik was er twee kilo van aangekomen, zo gezellig was het.